Katharen – alfabetische woordenlijst

Katharen – Alfabetische Woorden – en namenlijst

A

Ablis, Geoffroy d’:

Inquisiteur van Carcassonne, die in 1308 zowat de hele bevolking van Montaillou in hechtenis liet nemen, met uitzondering van de kinderen.

Abstinentia: 

Tweejarige proeftijd van de kandidaat-kathaar.

Adelaide (ong. 1158-1200): 

Burggravin, vrouw van Roger II Trencavel (sinds 1171) en zus van Raymond VII van Toulouse.  Ze zou enorm gehouden hebben van de groene, vreedzame omgeving van Puivert en er veel minnestrelen en troubadours hebben uitgenodigd.  Recent onderzoek geeft echter aan dat het beroemde ‘troubadourskasteel’ ook in Puivert d’Agramon (in Catalonië, huidig Spanje) aan de andere kant van de Pyreneeën gelegen kan hebben. Ze zou echter vooral verbleven hebben in Burlats, waar nog een paviljoen staat dat naar haar genoemd wordt. Daar zou ze zich hebben omringd met een aantal troubadours die de hoofse liefde bezongen.

Aguilar, kasteel van (Tuchan, Aude):

Na de val van Termes in 1210 werd Aguilar belegerd door Simon de Montfort.  Kasteelheer Raymond van Termes (1191-1213) werd gevangen genomen.  Hij zou drie jaar later sterven in de gevangenis van Carcassonne.  Zijn zoon Olivier (1213-1274) wist naar Aragon te ontkomen.  Tijdens de opstand van 1240 deed ook Olivier een poging om zijn onteigend erfgoed te heroveren.  Hij wist opnieuw controle te verwerven over zijn bezit en steunde de andere faidits door hen onderdak te verlenen.  In 1241, een jaar later, viel het kasteel echter opnieuw in Franse handen.  Vanaf 1246 verblijft er een garnizoen voor de grensbewaking. Lodewijk IX zou het in 1250 terugschenken aan Olivier de Termes als dank voor zijn deelname aan de kruistochten naar het Heilig Land.

Aillou (land van): 

Benaming voor het grondgebied van de dorpen Montaillou en Pradès.  In het Nederlands wordt vaak ‘land van Alion’ geschreven.

Aimeric van Collet: 

Kathaarse bisschop vanaf 1242, wijkt in 1255 uit naar Italië waar hij nog tot 1270 gesignaleerd blijft.

Albédun-Bézu:

Er bevond zich hier een kasteel, maar het was nooit eigendom van de Tempeliers, dat is een pure lokale legende, genoteerd door Abbé Mazières, die in geen enkel document gestaafd wordt met bewijs, noch bij de Tempeliers zelf, noch bij de Voisins, die de wettige eigenaars waren van dit gebied.  Er zijn wel contacten geweest met Tempeliers en een gedeelte van de bezittingen werd na de kathaarse periode aan de Tempeliers afgestaan.  De oude kasteelheer van Albédun werd in 1151 tempelbroeder.  Er stond echter geen tempeliersburcht.  Deze visie wordt uitvoerig gestaafd door een tekst van Van Buyten en Vanderzeypen die op hun website http://www.katharen.be/  gedownload kan worden.   Zij beroepen zich op studies die ingaan tegen de legende zoals die door Abbé Mazières werd verspreid.  Deze wetenschappelijke studies werden geschreven door Simon Jean en door Raimonde Reznikov.  Tijdens de Albigenzische Kruistocht werd in 2010 het kasteel door Bernard Sermon overgegeven aan de kruisvaarders.

Albi (Tarn):

Het is de stad waarnaar de kruistocht tegen de katharen genoemd is (Albigenzische Kruistocht) en ze behoorde aan de burggraven Trencavel van Carcassonne, al moest de burggraaf zijn macht delen met de plaatselijke bisschop.  In 1145 werd Bernard de Clairvaux hier vijandig ontvangen.    Toch is dit enigszins contradictorisch, aangezien de heren van Albi over het algemeen partij kozen voor het Franse kruisvaarderleger en tegen de andere Occitanen. Behalve dan weer bij de voor de Occitanen zo noodlottige veldslag bij Muret, waar zij eveneens streden tegen de Fransen uit het Noorden.  De stad mocht katholiek zijn, in de omringende gebieden had het katharisme wel degelijk postgevat.  In 1167 was Albi één van de vier ketterse bisdommen.  Vanaf de Vrede van Parijs (1229) kwam de stad definitief onder Frans bestuur.  Twee gevreesde inquisiteurs hebben er daarna vreselijk huisgehouden en veel mensen op de brandstapel doen belanden: Arnaud Cathala en Guillaume Pellisson. Ze gingen zelfs zo ver de gekende kathaarse overledenen weer te  laten opgraven om ze alsnog te verbranden.  In Albi ligt ook het bekende Palais de la Berbie, een bisschoppelijk paleis dat later door Bernard de Castanet (1276-1308) in een vesting werd verbouwd, met een zware donjon en stevige muren. 

Albigenzische Kruistocht:

De rechtstreekse oorzaak van de Albigenzische kruistocht was de moord in 1208 op Pierre van Castelnau, een cisterciënzer monnik en afgezant van de paus.  Hij werd vermoedelijk omgebracht door een soldaat van Raymond VI van Toulouse.  In 1209 verzamelt zich een leger (van 300.000 man ?) bij Lyon.  De leiding lag bij de pauselijke legaat Arnaud Amaury en bij Simon de Montfort.  Op de feestdag van Maria Magdalena (22 juli) in 1209 speelt zich het drama van Béziers af.  Er zullen 25.000 doden vallen in die stad.  In 1218 sterft Simon de Montfort bij het beleg van Toulouse en in 1219 wordt het kruisleger verslagen.

In 1226 is het Lodewijk VIII, de Franse koning, die optrekt naar het zuiden.  In 1229 volgt het verdrag van Méaux, waarbij Raymond VII van Toulouse al zijn bezittingen kwijtraakt aan de Franse kroon.  Pierre de Voisins, een luitenant van Simon de Montfort, wordt de nieuwe landvoogd van Rhedae (Rennes-le-Château).

Paus Gregorius IX stelt in 1233 de inquisitie in.  Door het hardvochtige optreden van de dominicanen worden er in 1242 enkele inquisiteurs vermoord.  In 1243 begint het beleg van Montségur, dat eindigt in 1244.  En de schat van de katharen ?

Eind 1243 zouden Pierre Bonnet, de kathaarse diaken van Toulouse, en de parfait Mathieu, deze schat in veiligheid gebracht hebben op het nabij gelegen Châteauverdun.  En een dag voor de overgave daalden nog vier anderen – Amiel Aicart, Hugon, Peytavi en Pierre Sabatier, de berg af en vluchtten met het restant van de schat naar Lombardije. Anderen zeggen: naar Spanje.  Van Buyten en Vanderzeypen zeggen dat de eerste twee ontsnapten de schat (geldfonds van de katharen) verstopten in het land van Foix, en dat het later werd opgehaald door Peytavi en Sabatier om vervolgens naar Italië gebracht te worden, meer bepaald Cremona.  Ook in deze visie ging het om geld.   Ooit dacht men wel dat een boek de schat had kunnen zijn, indien de bons hommes op die manier de Occitaanse Bijbel uit handen van de belegeraars wilden redden (zie Bram Moerland).

De katharen belandden overal op de brandstapel en tot op heden worden er nog steeds massagraven ontdekt.  De inquisiteurs waren meedogenloos.  Geoffrey d’Ablis van Carcassonne, Jacques Fournier van Pamiers en Bernard Gui van Toulouse komt de twijfelachtige ‘eer’ toe de laatste katharen te hebben uitgeroeid.

Alet-les-Bains:

Er lag een grote abdij in dit stadje.  Na de dood van Pons Amiel in 1197 ontstond er geruzie over de opvolging in de abdij.  De katharen Bertrand de Saissac en Boson probeerden met geweld invloed te krijgen.  Het gevolg was dat Boson de nieuwe abt kon worden. In 1222 werd hij echter afgezet.

Alexander III: 

Paus die tijdens het derde Concilie van Lateranen (1179) openlijk de katharen aanklaagde.

Alexandrië, Anselmus van, (1267-1279):

Schreef een informatief werk over het katharisme en zijn oorsprong in Italië.  Dit boek heette Tractatus de Hereticis.  De man was Dominicaans inquisiteur in Lombardije.

Alion, Bernard d’:

Heer van Usson, zwoer trouw aan de Franse koning Lodewijk VIII in 1226 en onderwierp zich officieel aan de katholieke Kerk.  In werkelijkheid echter beschermde hij de katharen en ondersteunde Montségur tijdens de belegering door er hulptroepen heen te sturen. Hij belandde in 1258 op de brandstapel van Perpignan.

Amiel Aicart: 

Grotendeels legendarisch personage dat veel wordt teruggevonden in New Age-benaderingen van het katharisme. Het enige wat met zekerheid bekend staat over deze persoon is dat hij een kathaar was die in 1243 het consolament had toegediend aan de schildknaap Raimon de Ventenac toen die op sterven lag.

Amilhac, Barthélemy: 

Priester, kapelaan van Dalou, speelde een rol in de gebeurtenissen rond Bélibaste en Montaillou, begin 14de eeuw.

Anselmus van Alessandria: Inquisiteur die ook dingen opschreef over de katharen, zo zegt hij dat het consolamentum ook door een kathaarse bonne femme kan worden toegediend.

Aparelhament(um):

(Occ. ‘voorbereiding’). Soort openbare, collectieve biecht en vergeving van alle onbedoelde en ongewilde zonden.  Werd maandelijks door een diaken toegediend aan religieuze gemeenschappen, of bij het bezoek van een kathaarse bisschop.  Deze ceremonie wordt ook ‘servici’ genoemd en is beschreven in de kathaarse tekst van Lyon.   Het ging hier niet om ‘schuld en boete’, zoals bij de katholieken, die na een individuele biecht een penitentie opgelegd krijgen, maar om een publiekelijke erkenning van fouten.  De mensen werden dan geadviseerd en de parfaits bemiddelden in de lopende conflicten in een poging ze op te lossen.

Arnau Amalric (Arnaud Amaury), ( … – 1225):

Hij was een cisterciënzer monnik en de opvolger van de vermoorde Pierre van Castelnau. In 1204 zond Paus Innocentius III hem naar Occitanië, ter ondersteuning van zijn legaat Pierre de Castelnau die tegen de Katharen predikte. Castelnau probeerde tevergeefs Raymond VI van Toulouse over te halen diens steun aan de Katharen op te geven, waarna Raymond werd geëxcommuniceerd. Nadat Castelnau vervolgens werd vermoord besloot de paus een kruistocht tegen de Katharen te organiseren, met Amaury aan het hoofd.  Zo werd hij de pauselijke legaat die verantwoordelijk was voor het bloedbad in Béziers bij het begin van de Albigenzische kruistocht in 1209, alwaar zo’n 20.000 mensen zonder onderscheid werden afgeslacht.  Hij zou bij de belegering van de stad gezegd hebben ‘Dood hen allen, God zal de zijnen wel herkennen’, al komt deze uitspraak alleen voor bij Caesarius van Heisterbach en niet bij landgenoten uit die tijd, waardoor het niet zeker is dat deze woorden ook echt gesproken zijn. De plunderende soldaten zouden volgens plaatselijke bronnen trouwens hun gang gegaan zijn zonder eerst toestemming te gaan vragen.  Daarna was Arnaud Amaury aartsbisschop van Narbonne (1212-1225).

Arques, kasteel van:

De vesting van Arques valt in 1209 in handen van Simon de Montfort.  Die verwoestte het versterkte castrum, alleen de priorij en de kerk bleven gespaard.  Bérenger van Arques was een medestander van Guillaume de Peyrepertuse in 1217: samen streden zij tegen het kruisleger.  Volgens de registers van inquisiteur  Fournier bestond er in het begin van de 14de eeuw nog een kleine kathaarse gemeenschap: Pierre Maury uit Montaillou verbleef er geregeld.  In 1229 (Vrede van Parijs) gaat ook Arques mee over naar de Franse Kroon. In 1231 worden Arques, Limoux, Rennes, Couiza en Coustaussa toegekend aan Pierre de Voisins en later, na zijn dood in 1268, aan zijn zoons.  De prachtige, grote donjon is 25 meter hoog en werd nooit ingenomen, ook niet toen Spanjaarden in 1546 en hugenoten in 1575 het dorp en het kasteel verwoestten.  Arques is ook de geboorteplaats van Deodat Roché en het plaatselijke katharenmuseum is ook naar deze man genoemd.  In één van de verhalen van Maurice Leblanc (over Arsène Lupin) wordt een beschrijving gegeven van een plek in dit kasteel.

Auriac, kasteel van:

Simon de Montfort veroverde het kasteel tijdens de Albigenzische kruistocht, maar later moest het eigendom op bevel van paus Honorius III terug gegeven worden aan de bisschop van Narbonne. Tegenwoordig is het in bouwvallige staat.

Authié Guillaume: 

Kathaarse prediker, broer van Pierre Authié, de notaris van Ax-les-Thermes.  Zijn vrouw Gaillarde was de dochter van Arnaud Benet uit Montaillou.  In 1299 begint hun missie om Zuid-Frankrijk opnieuw te bekeren tot het katharisme en zou hij zich naar Tarascon begeven.  Eind 1309 wordt hij opgepakt en komt in 1310 om op de brandstapel, al is het onzeker of dit in Toulouse of in Carcassonne is gebeurd.

Authié Jacques: 

Kathaars prediker, zoon van Pierre Authié.  Jacques wordt gearresteerd door de Inquisitie in 1305.

Authié, Pierre:

(ook Peire Autier geschreven soms) was notaris te Ax-les-Thermes en trachtte het katharisme te doen herleven begin 14de eeuw.  Hij werd rond 1290 tot kathaars bonhomme gewijd in Cuneo in Lombardije, samen met zijn broer Guillaume.  Ze besluiten terug te keren naar Frankrijk en in de winter van 1299-1300  zal Pierre zich richting Toulouse begeven.  In 1305 wordt zijn broer Guillaume gearresteerd, en Pierre Authié vlucht maar wordt in het noorden van de Languedoc aangehouden door Bernard Gui, een gevreesd inquisiteur.  In 1309 wordt hij nogmaals aangehouden door Geoffry d’Ablis en gevonnist door deze laatste en Bernard Gui.  Op 9 of 10 april 1310 wordt hij uiteindelijk wegens ketterij verbrand in Toulouse.

Authié, Raimonda:

Kathaarse bonne femme die in 1240 in Castelnaudary werd verbrand.

Avignonet: 

Stadje versterkt met dikke muren en twee poorten.  Op een heuvel lag het kasteel van graaf Raymond VI van Toulouse, maar in 1212 werd dit ingenomen door Simon de Montfort. Inquisiteurs Guillaume Arnaud en Saint-Thibéry kwamen op 20 mei 1242 aan in het stadje, maar werden hier een week later vermoord door een groep van 60 faidits uit Montségur onder leiding van Pierre-Roger de Mirepoix en Jourdanet du Mas-Saintes-Puelles.  Pierre-Roger de Mirepoix nam niet deel aan de moord, maar wachtte buiten het dorp.  De inquisitiedossiers met al hun belastende verklaringen werden verbrand en de tong van Guillaume Arnaud werd uitgerukt, zo gehaat was hij.

Aylarac, Philippe d’: 

Kathaarse parfait die op bezoek kwam in Montaillou bij de familie Maury.  Hij was afkomstig uit Coustaussa.

Azéma, Alazaïs: 

Zou een aantal mensen overgebriefd hebben en werd hierom bedreigd door Guillaume Benet en Raymond Belot, leden van kathaarse families in Montaillou.

Azéma Pierre: 

Familielid van Jacques Fournier (berucht inquisiteur) die de katharen van Montaillou verklikte.  Hij trachtte op een gegeven moment Gauzia Clergue te overtuigen van geen enkele ketterse daad of gedachte toe te geven aan de ondervragers van de Inquisitie, omdat toegeven het einde van haar huis (domus) en haar kinderen zou betekenen. Pierre wilde een van zijn eigen kinderen laten huwen met één van de hare, vandaar zijn bezorgdheid. Uiteindelijk wordt hij zelf verraden.


B

Barbaira, Chabert de:

In 1208 was hij de burchtheer van Quéribus, de man was volledig op hand van de katharen.

Baronnenkruistocht:

De Albigenzische kruistocht wordt opgesplitst al naargelang van de deelnemers.  De ‘baronnenkruistocht’ speelt zich af tussen 1209 en 1223. De ‘koninklijke kruistocht’ is wat er zich afspeelt tussen 1226 en 1229, als de Franse koning betrokken is.

Barthe, Guillaume:

Bisschoppelijk notaris van Jacques Fournier.

Basilides: 

Gnosticus die beweert dat niet Jezus, maar Simon van Cyrene op het kruis gestorven is.  Ook Mani beweerde dit en later zouden ook de moslims beweren dat Jezus niet aan het kruis is gestorven.  We vinden de oorsprong van dit idee in een Nag Hammadi – geschrift, nl. in de ‘Tweede Verhandeling van de grote Seth’. Sommige schrijvers, zoals Bram Moerland, zien een verband tussen de katharen en de gnostici.  De meningen hierover lopen soms ver uiteen.

Beaucaire, kasteel van:

In de elfde eeuw werd dit eigendom van de graven van Toulouse. Het kasteel van Beaucaire was voor hen een belangrijke verblijfplaats. Tijdens de Albigenzische kruistocht viel het kasteel in Franse handen en werd vanaf toen bestuurd door seneschalk Lambert de Thury.  Deze laatste moest zich later overgeven aan de piepjonge graaf Raymond VII van Toulouse.  In 1229 overgedragen aan de Franse Kroon.

Beaujeu, Humbert de: 

Neef van koning Lodewijk VIII en zijn opvolger als bevelhebber van het kruisleger toen de koning zich in 1226 wegens dysenterie verplicht zag zijn campagne te onderbreken. De koning zou deze ziekte ook niet overleven, hij stierf op 8 november 1226.  Zijn neef Humbert de Beaujeu was echter even meedogenloos als Simon van Montfort.

Beaune, Jean de: 

Kwam soms Jacques Fournier assisteren met zijn inquisitierechtbank. Hij was feitelijk inquisiteur te Carcassonne.  Stond erom bekend dat hij de zaken vooral door zijn assistenten liet onderzoeken en behandelen, hij behield zich alleen het eindoordeel voor.

Bélibaste Guilhem/Guillaume: 

Laatste gekende bonhomme, uit Foix gevlucht wegens doodslag.  Hij had een relatie met Raymonde Marty, die hem een dochter baarde, nl. Guillemette.  Verraden door Arnaud Sicre en gearresteerd eind maart 1321.  Bélibaste is als een kathaarse held gestorven, hij heeft geen poging gedaan zijn geloof te verloochenen of te herroepen.  Verbrand in Villegrouge-Termenès in 1321. De profetie van Guilhem Bélibaste luidt: ‘Over 700 jaar (2021) zal de laurier opnieuw bloeien’.  Dit wordt door neokatharen geïnterpreteerd als een herleving van het kathaars geloof.  In 1329 gebeurde de laatst gekende katharenverbranding te Carcassonne.  In 1412 werden de laatste vonnissen tegen katharen in Italië uitgesproken.  Intussen laaiden de brandstapels verder op voor dolcenieten (Fra Dolcino, 1307), spiritualen, waldenzen, begijnen etc. 

Bélibaste, Raymond: 

Zoon van Bélibaste Guilhem.

Bertrand van Caux en Jean van Saint-Pierre:

Twee inquisiteurs die gedurende twee jaar een groot onderzoek voeren in de Lauragais en zich daarna in Pamiers installeren.  Ze spreken tot juni 1248 in Toulouse zo’n 200 veroordelingen uit.

Bethlehem (grot van): 

Zie spoulgas en Ornolac.

Bettex Daniël: 

Hij correspondeerde met Déodat Roché, een bekende onderzoeker m.b.t. de geschiedenis van de katharen. Bettex besloot zelf ook aan onderzoek te gaan doen in grotten en onderaardse ruimtes. Over zijn volgens sommigen geheimzinnige dood in 1988 doen er heel wat verschillende verhalen de ronde.

Béziers:

Begin 13de eeuw telde de stad ongeveer 20.000 inwoners. Het was de eerste belangrijke Zuid-Franse stad die door de kruisvaarders uit het Noorden werd ingenomen bij het begin van de Albigenzische kruistocht in 1209.  De precieze datum van de slachtpartij in deze stad is 22 juli 1209, de feestdag van Maria Magdalena. Béziers was nochtans geen echt kathaarse stad (hoogstens 10 %), de overgrote meerderheid van de mensen die werden uitgemoord waren gewoon katholieken.  De inwoners worden ‘Biterrois’ genoemd.

Béziers, Concilie van: 

Vond plaats in 1246.  Hier werden de regels opgesteld voor het dragen van de gele kruisen (zie Nolen, Ankie, Kruistocht tegen de Katharen, p. 259).

Bézu: 

Zie Le Bézu.

Bingen, Hildegard von (1098 – 1179):

De katholieke geestelijkheid bevordert de ketterij door hun wereldse levenswijze (in De Catharis).  Ze verafschuwde zelf echter ook de katharen en verdedigt hen dus niet.  Ze klaagt wel de levenswijze van de katholieke geestelijkheid aan.

Bisschoppen (kathaarse):

De kathaarse kerk was op een gegeven moment een feit.  Ze had geen paus, wel zijn er vanaf de organisatiebijeenkomst te Saint-Félix (1167) vier bisschoppen geweest (in Albi, Agen, Toulouse en Carcassonne).  Er kwam rond 1226 nog een vijfde bij in de Razès, toen deze streek en haar hoofdplaats Limoux bevrijd werd door de graaf van Foix.  De kathaarse bisschoppen noemden zich gewoon ‘anciens’.  Ze werden bijgestaan door een fils mineur en een fils majeur en op een lager niveau door een aantal diakens.

Blanca (of Blanche) van Castilië (1188-1252): 

Ze was een nicht van Raymond VII van Toulouse, en de weduwe van de in 1226 gestorven Franse koning Lodewijk VIII.  Ze was overtuigd katholiek en bevestigde de missie van Humbert van Beaujeu om op te trekken tegen Toulouse. Toen de minderjarige Lodewijk IX de troon besteeg na de dood van zijn vader, is Blanca van Castilië lange tijd regentes van Frankrijk geweest. Ook toen haar zonen Lodewijk en Robert op kruistocht gingen werd zij opnieuw regentes. Die kruistocht zou echter slecht aflopen voor Robert I van Artesië, één van de zonen van Blanca. Hij stierf bij El-Mansoera (Egypte) tijdens de Zevende Kruistocht.  Lodewijk IX zou nog een achtste kruistocht leiden tegen Tunis. Een maand na zijn ontscheping overleed hij op 56-jarige leeftijd vóór de wallen van Tunis aan de pest (of de tyfus, dat is niet duidelijk).

Bogaerts Marc: 

Schreef verschillende bijdragen voor ALS Cathars.  Kathaarse kroniek 9, de Kathaarse Mythe.  Ook: Acta N°5 Colloquium van Mortsel (dir. Doms R 2008, met een bijdrage van Bogaerts).  En ook Kathaarse kroniek 15, 2008, over Montségur.  

Kijk ook op de site: http://www.katharen.be/

Bogomielen:

Pope Bogomilù zou de eerste zijn geweest die de bogomilistische ketterij predikte in Bulgarije. Zijn naam betekent ‘geliefd door God’. Geschriften die het bogomilisme aanvallen zijn van Kosmas (970), een Bulgaars priester. Rond 1045 schrijft ook de monnik Euthymios een vijandige verhandeling.  Bogomielen worden ook ‘phoundagiagieten’ genoemd, wat verwijst naar hun reiszak. Rond 1100 ongeveer is er dan nog een geschrift van de klerk Euthymios Zygabenos, een klerk van de Byzantijnse keizer die een inventaris opmaakt van alle toen gekende ketterijen en hun onderscheidene kenmerken (Panoplia Dogmatika).  Hij heeft het over de terechtstelling van Basileios (tussen 1100 en 1115).  Hieruit blijkt dat de bogomielen wel over bijbelteksten beschikt zouden hebben die afweken van de toen gangbare versie van Johannes Chrysostomos.  De vervolging neemt toe rond deze tijd en het is mogelijk dat een aantal onder de bogomielen richting Keulen getrokken zijn. Het woord ‘bougres’ of ‘Bulgaren’ (middelnederlands ‘bulgher’), komt pas begin 13de eeuw in zwang om er de katharen mee aan te duiden. In 1232 kwam er een breuk tussen Gregorius IX te Rome en de Bulgaarse christenen, omdat zij weigerden op grote schaal de Inquisitie te installeren in hun land.

Het is niet uitgesloten dat er sporadisch contacten waren tussen katharen en bogomielen, maar het gaat te ver om te spreken over een rechtstreekse beïnvloeding of kruisbestuiving.  Het zouden takken kunnen zijn van éénzelfde gnostische oorsprong (Bram Moerland), maar méér onderzoek in het Oosten is nodig om daar uitsluitsel over te geven.  Zie : Dick van Niekerk, Georgi Vasilev (hoogleraar te Sofia), Maja Angelovska Panova (Skopje) en David Zbiral (Brno, Tsjechië, Universiteit Mazaryk).   

Volgens het boek van Vanderzeypen en Van Buyten zou alleen in Bosnië het katharisme tot staatsgodsdienst worden omdat dit gebied niet onder Rome viel en ook niet onder Byzantium.  In Bosnië zouden we dus kunnen spreken van een bogomielse periode voor 1204 en een kathaarse van 1204 tot 1463.  Slavonië (Bosnië) had een beetje aparte godsdienstgeschiedenis.  De militaire chef Kulin ontvangt uit Hongarije verdreven bogomielen en erkent hen als christenen.  Kulin gelooft in deze vorm van christendom en velen (10.000 mensen) bekeren zich samen met hem tot dit geloof.  Innocentius III tracht om Kulin aan zijn zijde te krijgen en er wordt zelfs een verdrag ondertekend, maar de katharen/bogomielen van Bosnië houden er zich niet aan.  Innocentius III was zich wel bewust van de theologische verschillen met deze Bosnische kerk, maar hij zocht tot elke prijs bondgenoten voor de 4de Kruistocht en in die context kon hij de hulp van Kulin goed gebruiken.  In 1209 komt er een eerste katholieke bisschop aan in Bosnië, hij moet het geloof nieuw leven inblazen.  Dit wordt echter een mislukking. 

Bosnische Christenen                                                            Katharen

Djed                                                                                        Bisschop

Gost                                                                                        Fils majeur

Starac                                                                                     Fils mineur

Strojnici                                                                                   Diakens

Dobri muzje                                                                            Bonhommes (geen vlees eten)

Mr ‘sne liude (zij die vlees eten)                                             Gelovigen (credentes, mochten vlees eten)

De hiërarchie (zie boven) is volgens Van Buyten en Vanderzeypen identiek. Zie ook Koenraad van Porto, die beschrijft dat er contacten waren tussen Bosnië en Barthelemy van Carcassonne.

Na de Turkse invasie in Klein-Azië en de Val van Byzantium (1453) kwam geleidelijk aan de islamisering op gang.  Ook de Bogomielen ontsnapten er niet aan.  Een klein gedeelte van de Bulgaarse bogomielen vlucht voor de moslims naar de vallei van de Dnjepr, naar Oekraïne en Rusland, waar men deze dissidente christenen nog lang ‘strigolnitsi’ zou noemen.  Letterlijk betekent dat ‘lakensnijders’ of ‘lakenhandelaren’.  En zo zitten we weeral in de wereld van de wevers, waar we ook bij de studie van de katharen en andere ketterijen wel vaker op stoten. Politieke verwikkelingen en de Turkse invasie betekenen het einde van het Bosnisch christendom in 1463. De bogomielen/katharen zijn mettertijd verdwenen, in de 17de eeuw werd onder druk van de janitsaren een deel van de boerenbevolking tot de Islam bekeerd.  Meer en meer Turkse kolonisten trokken het gebied ook binnen, waardoor er geen heropleving meer mogelijk was.

Bon Guilhem: 

Man die in 1297 in de Sabarthès de situatie kwam verkennen om de terugkeer van de gebroeders Authié voor te bereiden.  Deze twee gebroeders (Pierre en Guillaume) waren intussen in Cuneo (Lombardije) tot kathaarse perfecti gewijd.

Bonhommes of chrétiens: 

Dat is hoe de katharen zichzelf noemden.  Gewoonlijk werden ze aangeduid met bons hommes of bonnesfemmes.  Hun vijanden hadden echter veel verschillende benamingen voor hen: ‘patarijnen’, ‘publicanen’, ‘poplicanen’, ‘piffels’ en ‘bougres’.  Robertus van Auxerre vergelijkt ze met de vosjes die de wijngaard van de Heer vernietigen (zie Hooglied).  Soms noemden ze zich ook ‘goede christenen’.  Maar nooit ‘parfaits’ of ‘katharen’.

Bonnes femmes: 

Een grote groep (45 %) van de gekende katharen waren van het vrouwelijk geslacht.  Het bleef dus niet bij enkele adellijke uitzonderingen zoals de overbekende Esclarmonde van Foix.  Net als hun mannelijke collega’s mochten zij prediken, het consolamentum toedienen en zonden vergeven.  Er werden ook vrouwen toegelaten met een lagere sociale status, het katharisme was meer te vinden voor gelijkheid. De redenen waarom vrouwen toch in grote getale opteerden voor het katharisme in plaats van het katholicisme waren niet alleen economisch van aard.  Een bonne femme werd niet levenslang opgesloten in een klooster, er mocht het contact met haar familie behouden. Ook uittreden was gemakkelijker: een bonne femme kon trouwen, kinderen krijgen en daarna toch weer – als ze weduwe werd – opnieuw bonne femme worden.  Er is over de kathaarse vrouwen een studie gemaakt door Hancke Gwendoline (Vrouwen in de Languedoc – Tussen katholicisme en katharisme).

Bonnet, Mattheus en Bonnet Pierre: 

De twee katharen die in 1244 via een geheime weg uit Montségur ontkwamen met het geld en het goud van de kathaarse kerk.  

Borda: 

Klein bijgebouw op een hoeve.

Bordonove, Georges:

Frans historicus en schrijver die veel literarie prijzen gewonnen heeft en ook werken schreef over de katharen.  ‘La tragédie cathare’, Pygmalion, 2004.

Borst, Arno:

‘Die Katharer’, 1953: de auteur is een Duitstalige en een felle tegenstander van het katharisme, hij steunt Rome.

Bouan (Ariège, Sabarthès): 

Bekend  omwille van een spoulga (grot), die wordt voor het eerst vermeld in 1272.  Pons-Arnaud de Châteauverdun zou er de schat van de katharen vanuit Montségur in veiligheid gebracht hebben rond kerstmis 1243.  Na de val van Montségur in 1244 werd de schat dan verder gebracht naar kathaarse gemeenschappen in Spanje of Lombardije.   Volgens  Antonin Gadal hebben de katharen tijdens de inquisitie en vervolging in deze spoulga verbleven en hielden ze er hun inwijdingsrituelen.  Al kunnen ze er tijdelijk gepasseerd zijn, van de inwijdingsrituelen is er in geen enkele historische born ook maar één overtuigend bewijs gevonden.  In de grot van Lombrives  bevindt zich het Grand Cimetière (Groot Kerkhof),  waar de laatste katharen zich in 1328 zouden hebben teruggetrokken.  Ook van dit verhaal blijft er niet veel over na een degelijk wetenschappelijk onderzoek.  De resten van meer dan 500 mensen die zijn bijgezet op het kerkhof van Ornolac waren veel ouder en kunnen daarom niet van katharen afkomstig zijn.

Bourges, Concilie van: 

Vond plaats vanaf 29 november 1225.  Hier werd ‘besloten’ tot de ‘Koninklijke Kruistocht’ tegen de Occitaanse edelen.  In feite lag de beslissing al langer vast.  Op 28 januari 1226 maakte Lodewijk officieel bekend dat hij het kruis aannam.  Op 17 mei begon de veldtocht vanuit Bourges.

Bram, kasteel van:

In zijn campagne van 1210 liet Simon van Montfort bij de val van deze vesting meer dan 100 mannen de ogen uitsteken uit wraak voor wat Guiraud de Pépieux had gedaan in Puisserguier.  Eén man mocht één oog behouden om de hele groep slachtoffers naar Cabaret te leiden.  Cabaret werd door Montfort tevergeefs belegerd.  Uiteraard gaf men zich in Cabaret ook niet over na dit afschrikwekkende voorbeeld.

Breuil, Geoffroy du: 

Gebruikt in 1181 voor het eerst het woord ‘Albigenzen’, in zijn ‘Chroniques’.  Geoffroy was abt van het benedictijner klooster van Vigeois. 

Bruis, Pierre de/Bruys, Petrus van, (1117-1131): 

Prediker uit Frankrijk (Dauphiné) die rond 1120 zijn boodschap begon uit te dragen in de Provence, Gascogne en de Languedoc.  Hij ontkende de transsubstantiatie en wees kinderdoop en heiligenverering af.  Kruisen moesten worden vernietigd, evenals kerkgebouwen, die onnodig zijn omdat een kerk in feite een gemeenschap van mensen moet zijn. De Bruis werd omwille van deze uitspraken vervolgd en veroordeeld. In 1130 gooiden woedende gelovigen hem in Saint-Gilles-du-Gard op een brandstapel die hij zelf had aangestoken om kruizen en heiligenbeelden te verbranden. (zie Nolen, Ankie, Kruistocht tegen de Katharen, p. 109).

Bûcher: 

Brandstapel.

Burlats (Tarn):

In Burlats werd Adelaïde, de toekomstige echtgenote van Roger II Trencavel geboren.  Ook Raymond-Roger, hun zoon, werd in 1181 in dit kasteel geboren. Deze zoon zou in 1209 door de kruisridders gevangen genoemn worden en in de kerker van Carcassonne overlijden.  Verder bleef het in Burlats vrij rustig tot 1573, toen de hugenoten het kasteel plunderden en verwoestten.


C

Cabane: 

Primitief gebouwtje voor herders in de bergen.  Het woord ‘cabane’ kan ook gebruikt worden om herders aan te duiden die deel uitmaken van dezelfde groep.

Cabaret: 

Een van de hardnekkigste verzetshaarden van de Occitanen.  In maart 1211 viel het dan toch in handen van de kruisvaarders.  Pierre-Roger de Cabaret heeft eerst nog de katharen laten ontsnappen alvorens hij zich verplicht zag zich over te geven aan de kruisvaarders.  Het garnizoen mocht ongedeerd vertrekken.

Camon (Ariège, Pays d’Olmes):

In 1215 kwam Camon in bezit van Guy de Lévis, een van de belangrijkste onderbevelhebbers van Simon van Montfort.  Onder bevel van Hugues d’Arcis zijn veel bewoners van deze plaats gaan deelnemen aan de  belegering van Montségur in 1244.  Op 16 juni 1279 werd Camon overstroomd: de dam van het meer van Puivert was gebroken.

Camp des cremats:

‘Het veld van de verbranden’; naam van het weiland waar de katharen van Montségur verbrand werden.

Capendu:

De kasteelheren van Capendu steunden hun leenheer Raymond-Roger Trencavel in zijn strijd tegen het kruisleger.  Na de val van Béziers werd ook Capendu ingenomen door Simon van Montfort.  De heren van Capendu trachtten in 1218 (toen Simon van Montfort gesneuveld was) hun eigendom weer terug te krijgen.  De Capendus waren overtuigde katharen: Raymond Capendu liet zijn bezittingen na aan de kathaarse kerk en de echtgenote van Guirard de Capendu ontving in 1270 het consolament.

Capitoul:

Een capitoul is een soort consul die de stad bestuurt.  De bestuurders van Toulouse werden met deze benaming aangeduid, het is een verschijnsel dat te maken heeft met de opkomst van de derde stand (burgerij).  Het bestond ook in Béziers, Montpellier, Nîmes en Narbonne vanaf de eerste helft van de 12de eeuw.  In het begin door de graaf benoemd, later verkozen.  ‘Capitoul’ is afgeleid van ‘kapittel’, de vergaderingen werden dan ook gehouden in het Capitolium van Toulouse.  De capitouls werden gerekruteerd uit de rijke kooplieden, hoge bourgeoisie of lagere adel en vertegenwoordigden verschillende stadswijken. Al snel werden ze steeds onafhankelijker.  In 1120 waren er in Toulouse 6 capitouls, in 1175 al 12 en in 1180 maar liefst 24.  Ze zouden blijven bestaan tot aan de Franse Revolutie.

Carcassonne:

Voor altijd verbonden met de naam Trencavel. Een van de 4 kathaarse bisdommen (1167) met bisschop Guiraud Mercier.  In 1204 vond er een debat plaats met de katharen.  Dit debat gebeurde onder leiding van de H.Dominicus.  Op 1 augustus 1209 arriveert het kruisleger o.l.v. Arnaud Amaury en Simon van Montfort.  3 augustus: de bourg Saint-Vincent wordt in brand gestoken. 8 augustus: Trencavel laat zelf de  bourg in brand steken zodat de voorraden niet in handen van de vijand vallen.  10 november: Trencavel Raymond-Roger sterft in zijn eigen kerker.  De reden van overgave was watergebreK; Op 15 januari 1224 verlaat Amaury, de zoon van Simon van Montfort Carcassonne. Raymond II Trencavel (1209-1263) trekt de stad binnen.  Koning Lodewijk VIII zal hem vandaar verjagen op 26 juli 1226. Met het verdrag van Parijs in 1229 viel Carcassonne vanaf toen onder de Franse kroon.  In 1240 vond de laatste mislukte opstand plaats van Raymond Trencavel, hij ging in Aragon in ballingschap.  In 1303: opstand van de inwoners van Carcassonne tegen de Inquisitie.  Ze wilden de gevangen katharen bevrijden, maar deze waren al overgeplaatst naar een koninklijke gevangenis.  In 1329 vond in Carcassonne de laatste katharenverbranding plaats. De binnenmuur telt 14 torens, de buitenmuur maar liefst 24.  Ook het ‘Centre d’Etudes Cathares René Nelli’ is hier gevestigd.

Caretas:

Deze zegen of vredeskus kreeg de gelovige na het melhorament: de formule van de caretas luidde: “Dat God van u een goed christen moge maken en u begeleide naar een goed einde”.

Casseneuil: 

In 1214 ging Simon van Montfort gewoon verder met zijn veroveringen, ook van burchten en gebieden die met de ketterij niets te maken hadden. Montfort trok zich niets aan van eerder gemaakte afspraken.  Zo werd de stad Casseneuil geplunderd en afgebroken nadat alle bewoners waren afgeslacht.

Castelnau-de-Lévis:

Sicard  d’Alaman bouwde op deze plaats in opdracht van Raymond VII van Toulouse een versterking om de inwoners van de omliggende dorpen die door het kruisleger uitgeplunderd waren, onderdak te bieden.  Later kwam het in handen van De Lévis.  Tegenwoordig is het kasteel een ruïne.

Castelnau, Pierre de: 

Legaat van paus Innocentius III.  Pierre de Castelnau werd vermoord in 1208, wat voor de paus en de edelen uit het noorden een prima voorwendsel was om de Albigenzische Kruistocht en de verovering van het zuiden te starten.  De man werd in 1199 door Innocentius III aangesteld als pauselijk legaat met de opdracht het katharisme te bestrijden.  Zijn pogingen om de adel aan te zetten tot een meer repressieve houding tegen de katharen zetten weinig zoden aan de dijk. Hij kreeg woorden met graaf Raymond VI van Toulouse en een van de ridders van de graaf achtervolgde en vermoordde hem.  Dit feit werd aangegrepen om de reeds langer op handen zijnde Albigenzische kruistocht te beginnen.

Castenet, Bernard de (1276-1308): 

Bisschop (katholiek) van Albi die in de 13de eeuw vanuit zijn paleis (Berbie genaamd) in die stad de Inquisitie voerde tegen de katharen.

Caunes: 

Zie ‘spoulgas’.

Centre d’Etudes Cathares (CEC): 

Zie Kathaars Studiecentrum.

Chabannes, Ademar de (988-1034):

Werk: Ademari Historiarum, gaat over manicheïstische ketters tussen 1018 en 1028 in Aquitanië, de Périgord, Toulouse en Orléans.  Als kenmerken van ketterij worden hier vernoemd: de verwerping van het kruis en de verwerping van sacramenten als de kinderdoop en het huwelijk.

Chopo, Carlos Gascon: 

Moderne katharenonderzoeker.  Uit onder meer zijn onderzoek blijkt dat het katharisme in Spanje maar weinig vaste grond onder de voeten kreeg.  De bekering verliep vooral via Foix en ook in de latere tijd waren het vooral vluchtelingen uit Occitanië.  Hoogtepunt van het Spaans katharisme valt ergens tussen 1215 en 1250, vooral dan nog in de bergstreken waar de invloed vanuit Frankrijk het grootst was.

Chrétiens: Christenen, oorspronkelijke benaming van de katharen, zoals zij zichzelf omschreven.

Clairvaux, Bernard de: 

Fungeerde als legaat van paus Eugenius III.  Bij zijn bezoek aan Albi in 1145 wilde hij tegen het katharisme prediken, maar vond er niet echt gehoor en werd zowat vijandig ontvangen.

Chrétien de Troyes (1140-1190):

Over zijn leven is weinig bekend. Tussen 1160 en 1181 woonde hij in Troyes, waar hij als hofdichter in dienst was van Maria, de hertogin van Champagne, een dochter van Eleonora van Aquitanië. Later was hij aan het hof van Filips van de Elzas, graaf van Vlaanderen, die hem stof leverde voor zijn graalroman. Hij is één van de allereerste die over dit literaire thema spreekt. Hij schreef vijf ridderromans rond het Arthurthema: Erec et Enide, Cligès, Lancelot, Yvain en Perceval ou le Conte du Graal (onvoltooid). Zijn romans zijn vanaf het begin van de 13e eeuw veel vertaald en nagevolgd.

CIRCAED:

Collectif International de Recherche sur le Catharisme et les Dissidences.  Dit nieuwe studiecentrum werd opgericht door Anne Brénon en Pilar Jiménez en bevindt zich in Toulouse.  Ze hebben zich afgescheurd van het CEC (Centre d’Etudes Cathares in Carcassonne).  In een interview onderlijnen Brénon en Jiménez dat katharen geen ‘ketters’ of ‘verschrikkelijke manicheeërs’ zijn, maar, dissidente christenen.  Het contactadres van het CIRCAED is circaed@gmail.com

Clergue: 

Rijke katharenfamilie in Montaillou.

Clergue Bernard: 

Bayle van Montaillou.  Broer van de pastor en zoon van Pons Clergue.  De bayle was een soort vrederechter en politiecommissaris die het gezag uitoefende in naam van de graaf van Foix.

Clergue Bernard (bis): 

Zoon van Arnaud Clergue, niet te verwarren met de bayle van Montaillou.  Deze Bernard was de echtgenoot van Gauzia Clergue.

Clergue Gauzia: 

Echtgenote van Bernard Clergue (bis).  Pierre Azéma wilde voorkomen dat zij dingen zou bekennen aan de Inquisitie, omdat hij één van zijn eigen kinderen wilde laten trouwen met één van de hare.

Clergue, Guillemette: 

Ongelukkig gehuwd nichtje van Prades Tavernier (een parfait).

Clergue Pierre: 

Pastoor van Montaillou, broer van de Bayle en dubbelagent, hij zal bij de arrestatie in 1308 wel 3 mensen van de familie Maurs verraden.

Combret, Bernard de (1254-1271): 

Bisschop van Albi die actief betrokken was bij het werk van de inquisiteurs.

Consolamentum:

Door middel van dit wijdingsritueel trad men toe tot de katharen. Hun kerk schreef een spirituele doop voor waarbij de nieuwkomer met de Heilige Geest gedoopt werd en de Heilige Geest in zichzelf ontving. Zoals Jezus Christus de Heilige Geest doorgegeven had aan zijn apostelen, moesten de christenen de Heilige Geest aan elkaar blijven doorgeven. De katharen hadden geen andere sacramenten dan het consolamentum, omdat dat volgens hen het enige sacrament was dat Jezus aangeleerd had. Het consolamentum was van kapitaal belang, want zonder de Heilige Geest konden de zielen van de engelen niet terugkeren naar de hemel. Tijdens de ceremonie werd God aangeroepen om de zonden van de dopeling te vergeven, kreeg deze laatste een uitleg over de betekenis van het consolamentum en deed hij de belofte om zijn leven te beteren. Uiteindelijk werd hem de Heilige Geest toegediend, terwijl de andere katharen een heilig boek op zijn hoofd plaatsten en de rechterhand op hem legden (het is een rituele evangelie-oplegging). Volgens de katharen had Jezus de doop via handoplegging ingesteld. In het ritueel ontbrak elke vorm van geloofsbelijdenis. Na ongeveer drie jaar voorbereiding kan men door middel van dit enige kathaarse sacrament bij de bons hommes (of vrienden van God) gewijd worden.  De zogenaamde katharen gebruiken zelf nooit het woord ‘parfait’ om er zichzelf als gewijd persoon mee aan te duiden. Dat kwam immers van ‘hereticus perfectus’, en deze omschrijving werd door de inquisiteurs gebruikt.  Het consolamentum (wat vertroosting betekent) kon slechts toegediend worden door iemand die zelf ook helemaal vrij van zonden was.  De Heilige Geest ging via dit ritueel dan binnen in de novice: deze moest knielen en toestemming vragen om te worden opgenomen in de ware Kerk en dan moest hij beloven te zullen luisteren naar de exegese van de Ancien (de oudste parfait) van het onzevader en die op hun beurt uit te dragen, zich te wijden aan een leven van morele zuiverheid, nooit te liegen of een eed te zweren, en de rituele voedingsvoorschriften in acht te nemen.  Nadat de novice om vergeving van zijn zonden heeft gevraagd en deze hem is verleend, werden de evangeliën op het hoofd van de postulant gelegd, waarna de handoplegging van de Ancien volgde. Daarna ging met het uitspreken van de volgende woorden de Heilige Geest bij hem in: “Zegen en vergeef ons, Amen.  Moge dit aan ons geschieden, o Heer, volgens Uw woord.  Mogen de Vader en de Zoon en de Heilige Geest jullie je zonden vergeven.  Laten wij bidden tot de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.  Laten wij bidden tot de Vader en de Zoon en de Heilige Geest!  Heilige Vader, ontvang uw dienaar in Uw rechtvaardigheid en beziel hem met Uw genade en Uw Heilige Geest” (zie Nelli, 1969, p. 44 of René Weis, ‘Montaillou’, p.155.)  Dit werd gevolgd door het onzevader, dat enkele malen werd herhaald, en een korte lezing uit de Proloog van het evangelie van Johannes , waarin Christus gepresenteerd wordt als de eeuwige Logos of het Woord: ‘Het woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (Wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, zulk een heerlijkheid als de Eniggeborene van de Vader ontvangt,) vol genade en waarheid (Joh. 1:14).  De Nieuwtestamentische fundering van het katharisme werd vervolgens op dialectische wijze gedefinieerd met de woorden: ‘Werd de wet door Mozes gegeven, de genade en de waarheid kwamen door Jezus Christus’ (Joh. 1:17).  De wijdingsceremonie werd dan afgerond met een laatste onzevader en daarna kuste de Ancien de nieuwe parfait op de mond.

Er bestond ook nog een ander soort ‘consolamentum’, een soort wijding van de stervenden. Wanneer een stervende het consolamentum (zegen) had ontvangen van een kathaarse bonhomme, was het verboden nog iets anders dan water tot zich te nemen.  Het vasten (endura) was bedoeld om de door de zegening verkregen zuiverheid te bewaren.  Vanaf dat moment bevond de stervende zich in staat van genade en kon hij niet langer door vrouwen worden aangeraakt. Wie geluk had kreeg het consolamentum kort voor zijn overlijden toegediend. Indien de bonhomme te laat kwam, betekende dit slecht nieuws: de ziel van de gestorvene was dan voorbestemd om in een ander (dierlijk of menselijk) lichaam te gaan huizen in plaats van rechtstreeks naar de hemel op te stijgen.  Hij zou dan gevangen blijven in een cirkel van zielsverhuizingen (metempsychose) totdat hij het lichaam van een ‘goede christen’ (zoals de katharen zichzelf noemden) had gevonden.

Convenenza: 

Formele inlijving van de ziel bij de kathaarse zaak.  Men belooft later het consolamentum te willen ontvangen.  Dit was natuurlijk goed om weten, zeker in het geval de stervende later misschien niet meer over zijn verstandelijke vermogens zou beschikken om bewust toe te treden tot de kathaarse Kerk.

Convivencia: 

Vreedzame co-existentie tussen verschillende godsdiensten en bevolkingsgroepen. Religieuze tolerantie.

Corbeil, verdrag van:

In 1258 werd bij dit verdrag een nieuwe grens vastgelegd tussen het Franse en het Aragonese rijk.

Cordes-sur-Ciel:

Bastion gebouwd door Raymond VII van Toulouse op 4 november 1222, ter vervanging van de vesting Saint-Marcel die was verwoest door Simon van Montfort. Veel kathaarse wevers trokken hierheen, op de vlucht voor het kruisleger.  Sicard de Figueras, kathaars bisschop van Albi, verbleef hier voordat hij in 1244 van kamp veranderde en voor de Inquisitie ging werken. In 1227 werd Cordes belegerd door Humbert de Beaujeu en Guy van Montfort,  maar ze konden de stad niet innemen.  Er doet een legende de ronde dat er hier in 1233 maar liefst 3 inquisiteurs in een put zijn geworpen, maar daarvoor is er geen bewijs. Het zou een wraakneming zijn geweest voor het levend verbranden van een oude kathaarse vrouw.

Cortal: 

Schaapskooi.

Coustaussa, burcht van:

In 1210  viel de verlaten en onverdedigde burcht in handen van de kruisvaarders.  Ze was al gebouwd van in 1157,in opdracht van Roger I Trencavel.  In 1211 viel het kasteel weer opnieuw in handen van de achterkleinzoon van Pierre de Vilar.  Toen Castelnaudary in opstand kwam deed Coustaussa mee, maar betaalde reeds na enkele dagen de zwaarste prijs: het kasteel werd verwoest, het garnizoen uitgemoord.  Tussen 1214 en 1231 nemen verschillende kasteelheren Coustaussa in bezit: Sicard de Durfort en Pierre de Fenouillet.  In 1231 wordt Pierre de Voisins heer en meester.  Vandaag is de ruïne zo bouwvallig dat de toegang verboden is.

Credentes: 

Kathaarse gelovigen.  Zij waren geen gewijde katharen of ‘parfaits’, maar gewoon gelovigen.  Hun aantal kan moeilijk worden vastgesteld.

Croyantes: 

Gelovigen (zie ‘credentes’).


D

Daydé, Pierre:

Een persoon uit Pradelles-Cabardès die door de katharen betaald werd om hen te gidsen en diensten te leveren. In 1244 wordt hij echter door de Inquisitie als getuige ondervraagd en noemt er 108 namen.  Doordat we zijn getuigenis kennen worden er heel wat mythes over de katharen ontkracht.  Zij verbleven niet in grotten als Lombrives of Fontanelle tenzij incidenteel, om er zich te verstoppen.  Ook blijkt dat sommigen (zoals Sicard van Lunel) zich met Rome zullen verzoenen en andere bons hommes zullen verraden.  Daydé was vele jaren lang de perfecte ooggetuige en daarom kunnen we aannemen dat zijn relaas een bron van waarheid is. 

De heresi Catharorum in Lombardia: anoniem werk dat het katharisme in Italië beschrijft van rond de jaren 1150-1200.

De Muur: 

Zie Muur (Le Mur).  Gevangenis in Carcassonne.

Debax Hélène: 

Deed onderzoek naar de Occitaanse middeleeuwse cultuur, de paratge en de hoofse liefde (amour courtois).

Déjean, Raymond: 

Kathaarse priester, gewijd in 1230, die heel wat informatie prijsgaf aan de Inquisitie toen hij in 1243 werd ondervraagd door Ferrer.

Demiurg: 

De schepper van de materie en de wereld.  Zijn naam is – volgens bepaalde gnostici – Jahweh, de heer van het Kwaad, de valse god die deze kwade wereld schiep.  Volgens de katharen kon een volmaakte en onstoffelijke God die alleen maar goed was nooit de schepper zijn van een materiële en boosaardige wereld als de onze.  Ze beroepen zich voor deze tweedeling tussen geest en stof op Johannes III, v. 3-7, waar Nikodemus overigens in voorkomt.  Hij zou gekruisigd zijn in de plaats van Jezus (gaat het om een inwijdingsritueel?).   Het is immers pas bij Irenaeus dat de dood en de opstanding van Jezus als historische feiten worden beschouwd. De gnostici verwierpen dus niet het christendom als dusdanig, maar wel deze historische visie van Irenaeus, die overigens de Kerk voorstelt als de enige middelares tussen de mens en zijn zieleheil.

Déodat Roché: 

Was beïnvloed door Napoléon Peyrat en Adolphe Garrigou.   Déodat stichtte een blad waarin bekende historici publiceerden zoals René Nelli en Jean Duvernoy.  Dit heeft het onderzoek een serieuze ‘boost’ gegeven.  Zo kregen de auteurs meer bekendheid en wat wind in de rug. Het huidige katharenmuseum in Arques is naar hem vernoemd.  Je vindt er tal van opgegraven spullen uit de tijd van de katharen en ook een authentieke ‘katharenbijbel’ in de volkstaal (langue d’oc) geschreven.  Was dit misschien de echte schat van de katharen? Het museum vind je hier: http://www.audecathare.fr/musee/musee_roche_arques.htm  Voor wie het museum ooit echt wil bezoeken: een toegangskaartje tot het museum geeft ook het recht om de donjon van Arques te bezoeken, en dat is zeker de moeite waard.  Zo heb je twee bezienswaardigheden voor de prijs van één.

Des Vaux-de-Cernay, Pierre:

Cisterciënzer monnik uit het gevolg van Simon de Montfort, de militaire aanvoerder van de kruistocht.  Hij geeft in zijn Hysteria Albigensis een ooggetuigenverslag van de jaren 1212-1218, dat echter niet zo objectief is, omdat de man een (al te) grote bewondering koesterde voor Simon van Montfort.  

Docetisme:

(Grieks ‘dokein = lijken, schijnen).  Leer volgens welke Jezus Christus niet werkelijk mens is geworden, maar slechts een schijnbare lichamelijkheid bezat.  Zo komt echter zijn lijden en sterven in een twijfelachtig daglicht te staan.  Dat was dan ook de reden waarom het docetisme door de Kerk verworpen werd als ketterij.

Dominicanen:

Religieuze orde die gesticht werd door Domingo de Guzman (gestorven 1221) .  Deze vormde zijn naam om tot ‘Dominicus’ en naar hem is de orde genoemd.  Ze werd door paus Honorius III officieel erkend in de bul ‘Religiosam vitam’ op 22 december 1216.  Later, na de dood van Guzman, zijn de Dominicanen een belangrijke rol gaan spelen in de Inquisitie:  vanaf 1233 krijgen zij van paus Gregorius IX volmacht om religieuze rechtbanken op te richten.  De eerste volgelingen en medewerkers van Guzman waren Guillaume Claret, Stefanus van Metz, Vidal en nog een man die eveneens Domingo heette en uit  Spanje afkomstig was.  Domingo Guzman had echter nog meer medewerkers nodig en zo kwam hij in contact met Guilhem Raimon, Peire Seilhan en zijn broer Thomas. De bedoeling was om in armoede de katholieke leer te prediken en te voet rond te reizen.  Dit alles was bedoeld om geloofwaardig over te komen bij de bevolking.  Om de mensen terug tot het katholicisme te bekeren moesten zij immers op dezelfde armoedige, evangelische manier leven als de ketters die door hen bestreden werden (katharen, waldenzen enz.).  Ook stichtte Dominicus het klooster van Prouilhe om er aanvankelijk vrouwelijke katholieke bekeerlingen te kunnen isoleren van de katharen. Zie ook ‘Guzman, Dominique de’.  De benaming ‘domini canes’ of ‘honden van God’ is een spotnaam of bijnaam voor de dominicanen. Het verwijst naar hun latere rol in de Inquisitie.

Domus: 

Zowel leefruimte als familiebezit, een familiehuis waarin de leer van de katharen werd doorgegeven.  De ‘domus’ was voor de kathaarse families erg belangrijk. Zeker in Montaillou, in de nadagen van het katharisme, waar het geloof zich alleen via de geborgenheid van deze familiehuizen kon verspreiden.

Dondaine, Antoine:

Dominicaan, vond in 1939 in Florence een ‘Rituel’, een Latijnse samenvatting uit 1250 van het ‘Liber de duobus principii’ (Het Boek der Twee Principes) van Giovanni di Lugio uit het Italiaanse Bergamo.   In dit boek wordt de kathaarse leer uiteengezet met behulp van verwijzingen naar het Oude Testament. Eveneens in 1939 vond Dondaine ook in Praag een aantal hoofdstukken van een anoniem kathaars document dat dateert van het begin van de 13de eeuw. Ze bleven bewaard omdat ze opgenomen waren in een boek van Durand de Huesca, nl. ‘Liber contra manicheos’.

Donjon:

Toren waar een burcht rond gebouwd is.  Op een vesting lijkende hoofdtoren. 

Doop:

Net als alle katholieke sacramenten verwierpen de  katharen ook de doop van de pasgeboren kinderen.  Men mag geen onwetende kinderen dopen.  Het onderscheidingsvermogen is heel belangrijk: de dopeling moet minstens twaalf jaar oud zijn, liefst van al achttien.

Dualisme:

Leer dat er twee leidende principes bestaan, een kwaad en een goed. Een algoede God kan niet de schepper zijn van deze onvolmaakte wereld vol oorlog, honger, ziekte en dood.  Vandaar dat deze wereld een schepping van de Prins der Duisternis moet zijn.  In deze idee ligt het dualisme dat men ook bij de katharen steeds meent te bespeuren.

Dun, kasteel van:

(bij Mirepoix in de Ariège): Dit kasteel heeft een tijdlang een gemeenschap van kathaarse parfaits geherbergd.

Duprat, Jean: 

Kwam uit Normandië.  Hij kwam rond 1320 soms Fournier assisteren in de inquisitierechtbank.

Durban-Corbières:

De familie De Durban-Gléons koos ten tijde van de Albigenzische kruistocht de zijde van Simon van Montfort.  In 1229 zweert Guillaume de Durban trouw aan koning Lodewijk IX.

Durfort:

Het kasteel was een toevluchtsoord voor katharen.  In 1215 werd het ingenomen door de kruisvaarders en overgedragen aan Alain de Roucy (een luitenant van Simon van Montfort).  Eerder had de familie De Durfort steun verleend aan Raymond van Termes.  Hierdoor werden ze onteigend maar kregen in 1256 hun bezit weer terug door trouw te zweren aan koning Lodewijk IX.

Duvernoy Jean, (1917-2010):

Jurist die samen met René Nelli het ‘Kathaars studiecentrum’ te Carcassonne oprichtte. Samen zouden ze een belangrijke bijdrage leveren tot de studie van het katharisme en hun beeld ontmythologiseren.  Duvernoy schreef in 1976 een boek over de katharen en hield zich ook bezig met de publicatie van de registers van inquisiteur Fournier (1318-1325), die werden gepubliceerd in 1965.  De Franse vertaling van de registers verscheen in 1978.  Over Duvernoy en zijn werken bestaat er ook een interessante website, die men kan vinden op de volgende link: http://jean.duvernoy.free.fr/sources/sinquisit.htm


E

Ecclesia catholica: 

De algemene katholieke Kerk.

Eleonora van Aquitanië (1122-1204):

Ze was zowat de belangrijkste vrouw in de middeleeuwen.  Ze gaf opdracht tot de bouw van het troubadourskasteel Puivert.  Ze was eerst de vrouw van de Franse koning, later van die van Engeland. Z e trachtte de Occitaanse cultuur ook naar het noorden te verspreiden, hierbij geholpen door Maria, de hertogin van Champagne.

Elzas, Filips van den (1168-1191):

Deze graaf van Vlaanderen gaf aan Chrétien de Troyes de opdracht tot het schrijven van Parsifal (de Graalroman), maar was ook verantwoordelijk voor kettervervolgingen in zijn graafschap. In 1183 werden er in Ieper ketters verbrand die een dualistische overtuiging hadden, nl. dat het eeuwige door God geschapen was en het tijdelijke door Luciabelus (samentrekking van Lucifer en Diabolus).  Waren deze mensen voorlopers van de katharen of behoorden ze tot nog een andere groep?

Endura:

Strenge onthouding, vasten. Het duidt in deze context op de rituele vastenperiodes die verplicht waren voor de bons hommes en bonnes femmes, o.m. voor en na het consolament. Sommigen zouden zichzelf hebben uitgehongerd tot de dood erop volgde, maar dat was toch niet de normale gang van zaken (zie ‘mort en endura’).  Het is mogelijk dat zij dit deden om levenslange opsluiting of problemen met de inquisitie te voorkomen.

Entendensa del be:

Het verstaan van het goede.  Op die manier werd het ontvangen van de kathaarse boodschap omschreven.

Ermengaud van Béziers:

Waldenzische auteur die ook dingen schrijft over de katharen.

Esclarmonde de Foix (1151-1215):

In feite waren er vier dames met de naam ‘Esclarmonde de Foix’, maar de twee voornaamste, die overigens veel met elkaar verward worden, staan in onze lijst.  De bekendste van dit viertal was de zus van de graaf van Foix (Rahn noemt hem Ramon Drut), één van de voornaamste voorvechters van de kathaarse zaak. Ze huwde in 1175 met Jourdain de l’Isle-Jourdain, heer van l’Isle-Jourdain. Uit dit huwelijk werden zes kinderen geboren.  In 1200 werd zij weduwe en even later bekeerde zij zich tot het katharisme. Samen met drie andere adellijke vrouwen kreeg zij te Fanjeaux het consolamentum toegediend en werd bonfemme, in het bijzijn van een groot deel van de plaatselijke aristocratie.  Dit feit gebeurde in 1204.  Degene die het haar toediende was Guilhabert van Castres, die ook Dominicus en andere katholieke predikers van weerwoord diende (1206-1207).  Esclarmonde de Foix verbleef van 1204 tot 1207 in een kathaarse vrouwengemeenschap in Pamiers. Niemand kent haar precieze sterfdatum, maar uit andere teksten (zie het Canso met daarin de discussie tussen bisschop Foulque van Toulouse en graaf Raymond-Roger van Foix blijkt dat ze in 1215 reeds overleden was, want in deze tekst wordt er over haar in de verleden tijd gesproken).

Esclarmonde de Foix ( … – 1258): 

Genaamd Esclarmonde d’Alion, een ongetwijfeld onwettige dochter van de graaf Raymond-Roger van FOix, in 1236 gehuwd met Bernard d’Alion, de heer van Usson. De getuigen van dit huwelijk waren allemaal faidits en katharen. Usson was een belangrijk kathaars steunpunt, de stad stuurde zelfs begin 1244 nog versterkingen naar Montségur om de belegerde katharen te helpen.  Esclarmonde werd in 1258 verbrand als aanhangster van de kathaarse ketterij.  Zelf zou ze een gewijde kathaarse (parfaite) geweest zijn.  Zie www.katharen.be voor ‘archeologie Usson’.


F

Faidits of faydits:

Occitaanse edelen die van hun domeinen verjaagd waren door het kruisleger.  Velen onder hen bleven zich daarna verzetten en sloten zich aan bij de troepen van Raymond VI en later Raymond VII van Toulouse.  Later werd de betekenis van de term ‘faydit’ uitgebreid naar zowat iedereen wiens goederen werden aangeslagen omwille van ketterij.  De adellijke heren die bescherming verleenden aan katharen en die daardoor hun bezittingen en landen kwijt geraakten noemt men ook faidits. Een bekend voorbeeld is de familie Trencavel.

Fanjeaux:

In deze stad bevond zich eind 12de eeuw een groot aantal gemeenschapshuizen van katharen, ook van edellieden. Het was hier dat de heilige Dominicus (Guzman) een woordenstrijd aanging met de kathaarse bisschop Guilhabert de Castres (1207).  Er zou een godsoordeel gehouden zijn waarbij de geschriften van de twee mannen in het vuur werden geworpen, waarbij dat van Dominicus geen vlam vatte.  Door dit wonder waren er toch enkele katholieke bekeringen. Dat viel verder niet zoveel voor, de katharen waren eerder lastige klanten die gewoonlijk bij hun eigen overtuiging bleven.  In 1204 kregen vier vrouwen, waaronder de bekende Esclarmonde de Foix, het consolament toegediend.  In 1209 werd de stad bezet door huurlingen uit Aragon die er  brand stichtten.  De bewoners zijn toen gevlucht, sommigen naar Montségur.  In 1229 krijgt Raymond VII de stad Fanjeaux  weer in bezit door zich te onderwerpen aan Lodewijk IX.  In 1240 wordt in Fanjeaux door de Inquisitie voor de laatste maal jacht gemaakt op katharen.

Faure, Raymond: 

Parfait afkomstig uit Coustaussa.

Feestdagen: 

Het was voor de katharen geen zonde om de feestdagen niet in acht te nemen: werken was altijd beter dan nietsdoen en roddelen.  Het had ook geen zin om op bepaalde feestdagen, zoals Goede Vrijdag, geen vlees te eten, want het eten van vlees was voor de katharen altijd een zonde.

Fénouillet:

Sabarda en Castel Fizel, bij de ingang van de vallei van San Jaume, vormen samen met Saint Pierre (de ruines van een donjon) een van de zeldzame voorbeelden van authentieke kathaarse architectuur.  Het kasteel bleef in 1209  gespaard en werd een toevluchtsoord voor katharen.  Pierre V de Fenouillet vocht mee aan de zijde van Raymond II Trencavel tijdens het beleg van Carcassonne in 1240.  Hij kreeg het kasteel weer in bezit door zich te onderwerpen aan de aartsbisschop van Narbonne, die formeel de eigenaar was.  In 1243 stierf hij na het consolament ontvangen te hebben. In 1255 komt Fenouillet in Franse handen,  na de val van Quéribus.  En 1262 worden de stoffelijke resten van Pierre V alsnog opgegraven en verbrand.  

Ferrer:

Inquisiteur in de Lauragais en in Toulouse na de moord op zijn voorgangers in 1242 in Avignonet.  Aangesteld door paus Gregorius IX.  Tussen december 1242 en september 1244 nam hij bij meer dan 700 personen verklaringen af.

Filips Augustus (2265-1223):

Deze Franse koning was ondanks verschillende verzoeken van de paus niet echt bereid om de katharen aan te pakken.  Ik concentreerde zich liever op de oorlog met de Plantagenets.  Uiteindelijk keurt hij in 1208 de kruistocht tegen de katharen goed, maar neemt er zelf niet aan deel en financiert ze ook niet. Het zal pas zijn zoon Lodewijk VIII zijn die in 1226 zelf optreedt tegen de katharen.

Fils majeur:

Assistent van de kathaarse bisschop die voorbestemd was om hem op te volgen.

Fils mineur: 

Tweede assistent van de kathaarse bisschop: hij moest de fils majeur opvolgen als deze laatste bisschop werd. Er werd dan vervolgens weer zo snel mogelijk een nieuwe fils mineur gezocht.

Foganha: 

Keuken-woonplaats.

Foix (Midi-Pyrénées, Ariège):

De graven van Foix waren machtige edelen die banden hadden met de katharen maar die evenzeer streden voor hun onafhankelijkheid.  Raymond-Roger van Foix en Roger-Bernard II (1223-1241) waren katholiek, maar veel leden van de grafelijke familie ontvingen het consolament.  Esclarmonda, de zus van Raymond-Roger, werd in 1204 tot parfaite gewijd en zijn vrouw Philippa stond aan het hoofd van een kathaars gemeenschapshuis voor vrouwen.  Het kasteel van Foix werd door Simon van Montfort vier keer belegerd tussen 1211 en 1213, maar hij kon het niet innemen.  In 1241 wordt Raymond-Roger opgevolgd door zijn zoon Roger IV, die – wellicht om zichzelf niet verdacht te maken – in 1261 maatregelen neemt tegen de katharen.  Roger-Bernard III (1265-1302) kreeg zelfs nog het consolament van de parfait Pierre Authié, maar zijn uitvaart werd gedaan door de katholieke bisschop van Carcassonne.

Foix, Raymond-Roger de (1188-1223): 

Heer van het graafschap Foix, beschermheer van de katharen.  In 1211 verslaat hij bij Montgey een troep Duitse en Friese huurlingen van 6000 man.  In 1212 zal hij een groep kruisridders gevangen nemen en vreselijk laten martelen.  In 1241 wordt hij opgevolgd door zijn zoon Roger IV.    

Fontfroide:

In 1144 opgerichte katholieke cisterciënzerabdij.  Deze abdij was een echt katholiek bastion in de strijd tegen de katharen. Veel belangrijke katholieken hielden hier verblijf en gebruikten het als hun uitvalsbasis.   Zo weten we dat Arnaud Amaury er bijvoorbeeld verbleven heeft, maar ook Jacques Fournier was er abt nog voor hij bisschop werd in Pamiers.

Fornicaria: 

Huishoudster van een priester.  In minder positieve zin: een bijzit/concubine.

Fort, Guillaume: 

Enige persoon uit Montaillou van wie we weten dat hij bij de vervolgingen van 1308-1329 tot de brandstapel is veroordeeld. De veroordeling vond plaats in 1316.

Fournier Jacques:

 Inquisiteur van Montaillou, bisschop van Pamiers. Fournier werd later paus Benedictus XII en stierf in 1342.    Zijn notulen heten ‘Registers van Fournier’, ze werden door Jean Duvernoy vertaald in het Frans en gepubliceerd in 1978.  Deze waren allang verstoft en vergeten in de Vaticaanse bibliotheek, zo bleven ze echter tot hun herontdekking gespaard van de vernietiging door o.m. de Franse Revolutie.  Een groot deel van het werk van Emmanuel Leroy Ladurie (Montaillou) is op deze registers van Fournier gebaseerd.


G

Gadal Antonin: 

Geboren in 1877, was beïnvloed door de ideeën van Napoléon Peyrat en ook zeer geïnteresseerd in de katharen.   Een leerling van Gadal was Otto Rahn !  Gadal stierf in 1962.

Gaillac, Pierre de:

(Montaillou)  Pierre de Gaillac was een verrader van pastoor Clergue, net als Pierre Azéma.

Garrigou Adolphe: 

Beïnvloed door Napoléon Peyrat en zeer geïnteresseerd in de geschiedenis van de katharen.  Hij zou zelf van invloed zijn op Antonin Gadal en Deodat Roché.

Gasc, Jean-Louis: 

Gids in Carcassonne, gespecialiseerd in katharen. Schreef onder meer ‘Les Cathares – Chronique d’une hérésie’ (2010). 

Girard, Pierre: 

Openbaar aanklager van de aartsbisschop van Narbonne.  De herder Pierre Maury ontmoette hem op een etentje bij de familie Bélibaste in Cubières.  Twee jaar later zal Pierre Maury voor deze man verschijnen op beschuldiging van ketterij.

Gîte: 

Onderkomen

Grotten: 

Zie spoulgasOrnolac en Bethlehem.

Gui, Bernard (1261? – 1331): 

Een middeleeuws dominicaans inquisiteur die bekend en berucht is gebleven, vooral door de verfilming van het boek “De Naam van de Roos” (van Umberto Eco). Hij heeft zelfs les gegeven in theologie in Albi en Limoges.  Hij schreef ook een handboek voor de inquisiteur (Practica officii inquisitionis). Op 16 januari 1307 werd de uit Occitanië afkomstige Bernard Gui benoemd tot inquisiteur in Toulouse, een rol die hij zou blijven bekleden tot in 1323. Als inquisiteur werd hij geconfronteerd met een groot aantal ketterse apostolische bewegingen die een armoede-ideaal voorstonden, zoals onder meer de katharen (albigenzen) en de waldenzen. Tussen 1319 en 1321 strafte hij samen met zijn collega Jean de Beaune, groot-inquisiteur van Carcassonne, de steden Albi en Cordes voor hun verzet tegen bisschop Bernard de Castanet van Albi en de Inquisitie.  Hij lijkt evenwel geen fanatiek inquisiteur geweest te zijn en meer bekommerd te zijn om bekering dan om veroordeling.

We beschikken over een biografie die door zijn neef Pierre Gui werd geschreven. Werkte als procureur-generaal van paus Johannes XXII.  Vanaf 16 januari 1307 wordt hij inquisiteur, hij zal dat 17 jaar lang blijven.  In zijn eigen boek ‘Practica Officii Inquisitionis hereticae pravitatis’ staat een passage die op de katharen lijkt te slaan, hij spreekt over manicheïstische ketters.  In 1324 wordt Bernard Gui bisschop van Lodève (Narbonne).  Hij sterft, na nog tal van werken geschreven te hebben (ook ‘La Chronologie des Rois de France’), op 30 december 1331.  Zijn stoffelijk overschot ligt in de dominicanenkerk van Limoges.

Guilhabert van Castres: 

Bonhomme die Esclarmonde van Foix het consolamentum toediende.  Het is ook deze man die in 1206-1207 tijdens de georganiseerde debatten in discussie ging met Dominicus en andere katholieke predikers. 

Guilhem van Tudela:

Een van de belangrijkste historische bronnen uit de kathaarse tijd is het werk van Guilhem van Tudela, het ‘Canso’ of ‘Chanson de la croisade albigeoise’ (Lied van de Albigenzische Kruistocht).   Het gaat hier om gezangen van een troubadour/dichter.  Hij is eerder op de hand van de kruisvaarders die de Albigenzische kruistocht ondernomen hebben, maar bekritiseert desalniettemin toch de ergste moordpartijen zoals die gebeurd zijn in Lavaur en Béziers.

Guillaume Arnaud (gestorven 1242):

Inquisiteur van de Lauragais vanaf 1242.  Hij is een jurist en dominicaan afkomstig uit de stad Montpellier.  Hij gaat flink tekeer tegen de katharen, net als de franciscaan Etienne van Saint-Thibéry overigens.  In 1242 zullen de Inquisiteurs, waaronder Guillaume Arnaud,  in Avignonet vermoord worden door een gewapende troep onder leiding van Raimon van Alfaro.  Ook Peire Roger van Mirepoix (bevelhebber van Montségur) deed mee aan de planning maar was op de avond van 28 mei 1242  niet bij de moorden betrokken.  De moord was het startsein voor een nieuwe Occitaanse opstand, maar Lodewijk IX reageerde snel en vernietigend.

Guillaume Barthe: 

De priester-griffier in de inquisitierechtbank van Fournier.  Zijn ondergeschikten waren Jean Strabaud en Bataille de la Penne.

Guillaume Fort: 

Ketter uit Montaillou die op de brandstapel belandde door toedoen van J.Fournier.

Guzman, Dominique de: 

Grondlegger van de orde der Dominicanen, minderbroeders, die later de Inquisitie op zich zouden nemen.  Dominique de Guzman heeft zelf slechts gepredikt tegen het katharisme, hij heeft geen geweld gebruikt en trachtte slechts d.m.v. evangelisatie de mensen tot andere gedachten te brengen.  Vanaf juni 1206 arriveert hij met zijn collega Diego van Acébés in de Languedoc.  Ze besluiten dan zelf de armoede te etaleren om op die manier geloofwaardiger over te komen bij de mensen dan de pauselijke legaten, die in weelde zwolgen.


H

Hautpoul, (Aude, Montage Noire):

De heren van Hautpoul waren vazallen van de burggraven Trencavel uit Carcassonne.  In april 1212 valt Simon van Montfort het kasteel aan en het wordt door katapulten en brand verwoest.  Toch wordt het kasteel daarna nog een toevluchtsoord voor de katharen.  Rond 1240 zetelde hier de kathaarse bisschop van Albi, nl. Jean de Collet.  Isarn Bonhomme, een mede-kasteelheer, werd in 1247 tot levenslang veroordeeld omwille van kathaarse sympathieën.

Heisterbach, Caesarius van (1180-1240):

Schrijft in zijn ‘Dialogus Miraculorum’ over dezelfde executie van 12 ketters in Keulen als Eckbert van Schönau.

Helfenstein, Everwin von (gestorven in 1152): 

Was prior van Steinfeld, schreef aan Bernardus van Clairvaux over ketters die in Keulen waren verbrand.  Deze brief geldt als het oudste bewijs van contact tussen bogomielen en dkatharen.

Humbert van Beaujeu (1198-1250): 

Bevelhebber van het Franse kruisvaarderleger na de dood van Lodewijk VIII.  Hij zet de strijd voort in opdracht van Blanca van Castilië.  In 1228 bereikte hij zijn doel: het uitgeputte Occitanië capituleert.


I

Innocentius III: 

Paus die opriep tot de Albigenzische Kruistocht (1209-1255).  Hij werd paus in 1198.

Inquisitie:

Werd ingesteld in de Languedoc vanaf 1229 en duurde tot 1329, een eeuw lang dus.  Men weet zeker dat er minstens 40.000 mensen vervolgd werden, hun bezittingen werden verbeurd verklaard.  Zeker is ook dat er tal van registers verloren gingen, buitgemaakt en vernietigd door de katharen en hun beschermers zelf, om zichzelf te beschermen tegen deze Inquisitie. Het kunnen er dus nog veel meer geweest zijn, maar het is nu moeilijk na te trekken. In 1255 vallen Quéribus en Puylaurens.  De oorlog en inquisitie zouden in totaal aan wel één miljoen mensen het leven gekost hebben.  De inquisitie hield ook hevig huis, doordat ze zelfs lijken van vermeende of echte ketters lieten opgraven om ze te verbranden. Dat leidde in 1240 tot de opstand van Trencavel, maar hij kon Carcassonne niet heroveren en vluchtte toen naar Aragon.  In 1242 kwam Raymond VII van Toulouse eveneens in opstand, er werden inquisiteurs vermoord bij Montségur, maar ook dit opzet mislukte en de graaf moest zich wederom onderwerpen.  In 1249 zal hij overlijden.

Isarn, Pierre: 

Kathaarse bisschop van Carcassonne, wordt in 1227 in Caunes-Minervois verbrand in het bijzijn van Lodewijk VIII. 

Italië, katharen in:

Veel katharen trekken naar Italië.  Ze worden vooral bestuurd vanuit Sirmione aan het Gardameer.  De bisschoppen van de Tolozaanse kathaarse kerk in ballingschap bevinden zich ook in Italië.  Messer Vivent (1253-1264), Bernat Olieu (tot 1280) en diaken Raimon Mercier, die zich vanaf 1252 in Lombardije bevindt.  Vanaf 1266 begint ook de Inquisitie in Italië, de katharen worden vervolgd, meer dan 200 worden er verbrand te Verona.


J

Jas, Michael:

Onderzoeker die trachtte aan te tonen dat er uit ex-kathaarse families eeuwen later méér protestanten voortgekomen waren dan uit de katholieken.  Daar is geen rechtstreeks verband tussen, maar het klopt wel dat er in de Midi wellicht meer ruimte was voor een kritische voedingsbodem t.a.v. het katholicisme, waardoor de bevolking in die streek ontvankelijker was voor het protestantisme dan de Fransen in het noorden.  Er is geen rechtstreekse link tussen katharen en de pas eeuwen later opduikende protestanten.  Misschien wel met de waldenzen, die de inquisitieperiode wel overleefden.

Jourdain de l’Isle: 

Echtgenoot van Esclarmonde de Foix.  Hij stierf in 1204, waarna zij het consolament ontving.  Ze had immers besloten om als weduwe een religieus leven te gaan leiden.

Julian Lucienne:

Was bevriend met Daniël Bettex.  De laatste keer dat ze elkaar ontmoet hebben (zomer 1988) zei Bettex dat hij binnen een paar dagen (4 of 5 dagen) zijn ontdekking zou doen en dat ze beiden rijk zouden zijn.  Enkele dagen later was Lucienne Julian echter dood.   Dit is een geheimzinnig geval aangezien de precieze omstandigheden niet duidelijk zijn.


K

Kathaars geloof:

Er zijn verschillende voorlopers voor het kathaars geloof te vinden, en voorlopers van die voorlopers.  Het is dus moeilijk te achterhalen welke strekking of geloofsleer de grootste invloed heeft gehad op het ontstaan van het katharisme, net doordat al die geloofssystemen uit verschillende streken en periodes inhoudelijk soms veel op elkaar lijken.  We onderscheiden als mogelijke invloeden: het Mazdeïsme (Zoroastrisme), het manicheïsme (leer van Mani), het Bogomilisme, de paulicianen en het gnosticisme.  De katharen waren dualisten in die zin dat ze dachten dat er twee autonome principes tegenover elkaar stonden (het goede en het kwade) en dat deze onvolmaakte wereld vol kwaad gemaakt was door de duivel (en niet door een almachtige, al-goede God). Ze beschouwden de katholieke kerk als vertegenwoordigster van het kwade, verwierpen alle geslachtelijke omgang als zondig, weigerden de katholieke sacramenten zoals de kinderdoop en de biecht.  In feite hadden de katharen maar één sacramentele wijding, het consolament(um).  Ook waren de kathaarse ‘parfaits’ of bonhommes strikt geweldloos en vegetarisch.  Ze hebben nooit opgeroepen tot verzet, zelfs niet om hun beschermheren te helpen.  Daarbij geloofden ze dat de zielen een bepaalde cyclus van wedergeboortes moesten ondergaan, totdat ze uiteindelijk in het lichaam van een kathaars gelovige zouden belanden om verlost te kunnen worden uit deze kringloop.  Ze waren dus bekend met het idee van metempsychose (zielsverhuizing), waarbij mensen die slecht geleefd hadden als dieren konden terugkomen, vandaar hun weigering om vlees en dierlijke producten zoals melk te nuttigen. Ze aanbaden het kruis niet en vonden het een verwerpelijk symbool.  We kunnen hier uiteraard nog veel aan toevoegen, want de kathaarse christenen weken qua geloofsleer op veel punten af van de katholieke doctrine en rituelen, al bleven zij uiteraard christenen. Voor meer informatie verwijzen we naar onze eigen besprekingen van het werk van René Weis (De Laatste Katharen) en dat van Emmanuel LeRoy Ladurie (Montaillou), waar ik bij ‘extra opmerkingen’ telkens een hele resem geloofspunten uit het katharisme heb toegevoegd.

Kathaars Studiecentrum (Centre d’Etudes Cathares – Carcassonne): 

Opgericht door René Nelli, Jean Duvernoy en andere moderne onderzoekers (als Anne Brenon, Michel Roquebert enz.).  Door nieuwe bronteksten als de Registers van Fournier in het Frans te vertalen hebben Duvernoy en Nelli het onderzoek een nieuwe richting doen inslaan.  Men zoekt de katharen en hun geschiedenis nu niet meer te interpreteren in een manicheïstische richting, maar ziet hen als een soort christenen zonder kruisaanbidding. Het Kathaars Studiecentrum tracht op objectieve wijze de strijd aan te gaan voor de waarheid en ontkracht tal van mythes die er door de tijden heen ontstaan zijn i.v.m. de katharen en hun geloof. De Nederlandstalige pendant van de Franse wetenschappelijke katharenstudie vinden we hier bij: http://www.katharen.be/ De auteurs Vanderzeypen en Van Buyten zijn goed bekend met deze vereniging en geven er lezingen.  Het Kathaars Studiecentrum ging op de fles, onder meer door een gebrek aan subsidiëring, en de vijf bedienden werden ontslagen, getuige hiervan een artikel op hun website op 19 januari 2011: http://cecnelli.unblog.fr/    Anne Brénon en Pilar Jiménez hebben naar aanleiding van de stopzetting toen CIRCAED opgericht, een voortzetting van het Studiecentrum, maar nu in Toulouse.

Kathaarse Kerk:

In 1167 werden bij een bijeenkomst (soms concilie genoemd) met alle kathaarse kopstukken vier kathaarse bisschoppen gewijd. Raymond de Casalis voor Agen, Guiraud Mercier voor Carcassonne, Bernard Raymond voor Toulouse en Sicard Cellerier voor Albi.  In 1200 waren er in totaal 5 kathaarse bisdommen, nl. Albi, Toulouse, Agen, Carcasonne en Limoux in de streek van de Razès.  Men noemde ze bisbe (Occitaanse verbastering van ‘episcopus’ of bisdom.  Het kathaars bisdom was niet gebonden aan een vaste zetel of kerk: de bisschop ging zelf op reis, hij had midden 13de eeuw twee helpers, de ‘fils majeur’ en de ‘fils mineur’.  Als de bisschop kwam te overlijden, dan ging zijn functie automatisch over op de fils majeur en de fils mineur werd dan vervolgens fils majeur, waarna een nieuwe ‘fils mineur’ moest gevonden worden.

Kathaarse kruisen:

In de streek rond Toulouse en in de Laurageais is er veel sprake van ‘kathaarse kruisen’.  Deze ‘stèles discoïdales’ komen van middeleeuwse katholieke kerkhoven en hebben niets te maken met de katharen, die van dit symbool overigens geen gebruik maakten, evenmin als de eerste christenen. 

Katharen:

Ze verwerpen sacramenten zoals de doop van kinderen, de biecht, het zweren van eden, het huwelijk als sacrament (omdat ze de seksualiteit totaal verwierpen en zeker niet uit losbandigheid).  Ze waren tegen afbeeldingen, kruisen en kruistekens.  Ze zagen geen reële aanwezigheid van Christus in de eucharistie (geen transsubstantiatie).  Ook verwierpen zij het Oude Testament omdat Jahweh volgens hen de Demiurg was, de kwade Schepper van deze wereld.  God kon in al zijn zuiverheid en goedheid, in zijn hoedanigheid als puur geestelijk wezen, immers geen materiële wereld scheppen die zo slecht en van kwaad vervuld was.  Dit moest dan wel het werk zijn van een lager wezen, een demiurg, die minder volmaakt was dan God zelf.  De katharen hebben altijd geworsteld met het idee dat een volmaakte God iets onvolmaakts zou kunnen voortbrengen. Hun oplossing van dit raadsel was dus aan te nemen dat de schepper van deze wereld in feite niet God was. Volgens Van Buyten en Vanderzeypen zijn bogomielen en katharen (in de betekenis van Zuid-Franse bonhommes) verschillend van elkaar, al worstelen ze beide met de vraag waarom er kwaad in de wereld is en waarom de almachtige God dat dan toelaat.  Ze hebben wel hetzelfde ideaal van een terugkeer naar het ware apostolisch-evangelische leven en een rationalisatie van het geloof.  Ze gebruiken beiden het Nieuwe Testament als hoofdbron.  Maar hun geschriften zijn niet identiek, ze komen niet uit dezelfde theologische school.  Meestal blijkt dat het Johannes-evangelie centraal stond in het kathaars geloof, vooral dan nog de proloog (In den beginne was het woord enz.). Een tweede belangrijk geschrift was Het Ritueel, waaraan de katharen hun initiatieceremonie van het consolamentum ontleenden.  Een derde belangrijke (apocriefe) tekst was Het Visioen van Jesaja (ascencio Isaiae). In dit visioen wordt de profeet naar de zevende hemel gebracht, wat enigszins aan het latere verhaal van Mohammed doet denken.  Zijn geest wordt ontrukt aan zijn lichaam en hij ontdekt in de 7de hemel de fundamenten van de kathaarse christologie.  De datering van het werk is onzeker, het staat vast dat het ergens tussen de 2de en de 11de eeuw moet zijn geschreven (en dus nog ruim voor Dante en de Koran).  De bogomielen zijn ook ouder (10de eeuw) dan de katharen (begin 12de eeuw).  Het is niet uitgesloten dat er sporadisch contacten waren, maar het gaat te ver om te spreken over een rechtstreekse beïnvloeding of kruisbestuiving.  Het zouden takken kunnen zijn van één en dezelfde gnostische stam (Bram Moerland), maar méér onderzoek in het Oosten is nodig om daar uitsluitsel over te geven.  Zie : Dick van Niekerk, Georgi Vasilev (hoogleraar te Sofia), Maja Angelovska Panova (Skopje) en David Zbiral (Brno, Tsjechië, Universiteit Mazaryk). 

Katharen (aantal):

De schattingen in aantallen kunnen uiteenlopen.  We nemen aan dat in sommige streken, zoals in Zuid-Frankrijk, waar het katharisme goed was ingeplant, zo’n 10 à 15 % van de bevolking tot de kathaarse religie behoorde.  In sommige streken, zoals in de Lauragais, was dat aantal misschien wel 50 %.  Ook Raymond VI van Toulouse dacht dat ongeveer de helft van zijn bevolking tot het katharisme was overgegaan.  Het aantal gewijde katharen in de Languedoc zou 3000 à 5000 mensen bedragen hebben, waarvan ongeveer evenveel vrouwen als mannen.  Het aantal credentes (gelovigen) kan niet worden vastgesteld.

Katharenburchten: 

Niet meer in hun oorspronkelijke staat.  Montségur wordt heropgebouwd rond 1299 (door de Lévis).  In 1258 waren er ook al architecturale aanpassingen van Quéribus, Peyrepertuse, Puivert, Aguilar enz. in opdracht van de Franse koning Lodewijk IX (de Heilige).  Het verdrag van Corbeil (11 mei 1258) bepaalde immers een nieuwe grens tussen Frankrijk en Aragon.  Hierdoor kwamen deze burchten aan de grens te liggen en vormden zij een verdedigingsgordel.  De huidige burchten zijn dus strikt genomen geen katharenburchten.

Katharisme: 

Bepaalde geloofsovertuigingen kwamen voor bij het katharisme, al waren deze overtuigingen niet uniek, noch specifiek voor het katharisme. Ze kwamen soms ook voor bij andere bewegingen (spiritualen, waldenzen enz.).  Toch kunnen we een aantal geloofspunten onderscheiden waarvan we zeker kunnen zijn dat de katharen ze gehuldigd hebben.  1. Niet dopen met water, maar met het vuur van de H.Geest. 2. De hostie of het brood is niet echt het lichaam van Christus. 3. Huwelijk is een vorm van ontucht onder eed.  Katharen mogen ook niets eten wat voortkomt uit de coïtus (vb. vlees en melk).  4. Pelgrimstochten zijn zinloos en nutteloos. 5. De Katholieke Kerk is de grote hoer, de echte kerk van Satan. 6. Het enige sacrament is het consolamentum. 7. De biecht is nutteloos aangezien de priesters zelf zondaars zijn en dus niet de macht hebben om iemands zonden te vergeven. 8. Tegen het dopen van kinderen, men moet zich van een verandering bewust zijn.

Koenraad van Marburg: hij kende Koenraad van Porto, die had deelgenomen aan de Albigenzische kruistocht.  Zelf begint hij de ketterij in het Rijnland te bekampen in 1227, hij werkt op dat ogenblik nog voor de bisschop.  In 1231 krijgt hij van paus Gregorius IX totale juridische volmacht om een inquisitie te voeren onafhankelijk van de bisschoppen.  In 1231 verrijst in Trier de eerste brandstapel.  In zijn verslagen heeft Koenraad van Marburg het voortdurend over luciferianen die orgieën organiseren en de duivel aanbidden.  Hij laat zich bijstaan door een dominicaan, Koenraad Dorso, en Jan de Blinde, volgens de Annalen van Worms een gewone boef.  Uitspraken: ‘Wij zouden 100 onschuldigen verbranden, indien er tussen hen één schuldige is’ en ‘Zie toch dat wij vele rijken verbranden en dat gij hun goederen zult verkrijgen’.  Koenraad drijft de zaken zo op de spits dat hij in 1233 door een grote groep mensen wordt vermoord.   Zijn twee trawanten kennen later eveneens een gewelddadige dood.  Eén wordt te Straatsburg vermoord, de ander te Friedberg aan de galg gehangen.  De vraag was nu of de veroordeelde ketters en zgn. luciferianen ook werkelijk katharen waren.  Reeds in de periode 1145-1170, ten tijde van Everwin von Steinfeld en Eckbert van Schönau waren er al katharen veroordeeld, dus waarschijnlijk zijn er in die tijd wel katharen geweest in het Rijnland.


L

Lagarde: (Ariège):

Viel na 1209 onder bevel van Guy I de Lévis.

Lagrasse, (Aude, Corbières): 

Er ligt hier een abdij.

Langue d’Oc: 

De taal van Occitanië.  Omdat zij voor het woordje ‘ja’ het woord ‘oc’ gebruikten, werd deze taal omschreven als ‘langue d’Oc’.

Lastours, Cabaret,Aude, Cabardès: 

Het was een van de belangrijkste lenen van de Trencavels.  Op 15 augustus 1209 krijgt Pierre Roger de leiding.  Er is een grote kathaarse gemeenschap in Lastours.  Simon van Montfort wil de kastelen en hun dappere bevelhebber intimideren: hij stuurt vanuit Bram een hele stoet mensen met uitgestoken ogen als waarschuwing, maar kan de kastelen niet innemen.  In 1211 weet men ze zonder water te zetten na een lange omsingeling.  Pierre Roger moet zich overgeven maar laat eerst de katharen nog ontsnappen.  Hij sterft in 1223.  Heer Jourdain herovert het kasteel in 1223 en de katharen keren terug: niet voor lang echter.  In 1226 werd er met de koninklijke kruistocht opnieuw onderdrukking gebracht.  In 1229 vallen de kastelen van Cabaret toch in Franse handen.  Ook de opstand van Trencavel en Raymond VII in 1240 kon de zaak niet meer keren.

Lateranen, Derde Concilie van:

Onder paus Alexander III kwamen de bisschoppen weer samen om zich te beraden over de vraag hoe de katholieke geestelijkheid weer haar waardigheid kon herstellen en hoe de strijd tegen de katharen en hun beschermers in de Languedoc concreet gevoerd moest worden.  

Lateranen, Vierde Concilie van:

In november 1215 kwamen 19 kardinalen, 92 aartsbisschoppen en bisschoppen en nog tal van andere hoogwaardigheidsbekleders samen onder leiding van paus Innocentius III. Ook Raymond VI en zijn zoon zijn aanwezig en eisen hun bezittingen terug. Op dit concilie werd verplicht gesteld dat de wereldlijke machten – op straffe van excommunicatie – de bisschoppelijke inquisitie moesten ondersteunen.  De uitvoering van de doodstraffen werd overgedragen aan de civiele autoriteiten. De grafelijke titel en de bezittingen van Raymond van Toulouse worden overgedragen op Simon van Montfort.

Lausanne, Hendrik van, (ook Henri van Cluny genoemd) (gestorven 1148):

Was een kluizenaar en prediker die zich verzette tegen de gregoriaanse hervorming en die opriep tot een Kerkhervorming. Hij verzette zich tegen de doctrinaire macht van de Kerk en verwierp ook zowat alle sacramenten (kinderdoop, eucharistieviering, de gemeenschap van de heiligen, de gebeden voor de overledenen enz.).

Lavaur (Tarn):

Deze stad stond reeds in 1181 bekend om haar ketterij: paus Alexander III stuurde toen al een delegatie o.l.v. de kardinaal van Albano.  Men wist dat Roger II Trencavel had toegestaan dat de kathaarse bisschop Bernard Raymond (van Toulouse) in Lavaur verbleef.  Burggravin Adelaide leverde de katharen gewoon uit om de stad te sparen.  Later ging het echter anders: in mei 1211 werd de stad opnieuw belegerd door Simon van Montfort.  Na twee maanden van verbeten strijd geeft de stad zich over.  Dan gebeuren er vreselijke dingen.  Dame Guiraude de Laurac, de kasteelvrouw, wordt verkracht en in een put geworpen en met stenen bedolven, 80 ridders van haar broer Aimery de Montréal, die haar te hulp geschoten waren, worden vermoord en 400 kathaarse parfaits zonder pardon afgeslacht.  In 1220 nam Raymond VII wraak door het kasteel in te nemen en het hele Franse garnizoen af te slachten.  In 1316 werd Lavaur een bisdom, wat zo zou blijven tot de Franse Revolutie.

Lavelanet, Béranger de:

Kathaar die voor de Inquisitierechtbank getuigde dat de schat van de katharen van Montségur werd overgebracht naar Mont-Réal-de-Sos in de Ariège. De Inquisitieverslagen geven weer wat er te horen viel, dus het kan ook zijn dat de man d’Usson gezegd heeft, in plaats van De Sos.  Daarom dat sommigen denken dat de schat via Usson gegaan is.

Le Bézu:

Op een hoogte van 823 meter stond er vroeger een Gallische vesting.  Deze werd aangelegd om de strategische route van Rhedae (het tegenwoordige Rennes-le-château) naar Spanje te beschermen.  In 1067 wordt voor het eerst melding gemaakt van Albedunum, dat eigendom was va de graaf van Barcelona.  Later werden de burchtheren van Albedunum vazallen van  de burggraaf van Carcassonne.  Het kasteel Albédun  of Albézu wordt ‘Le Bézu’ genoemd omdat het dorp in de buurt zo heet. Na de val van Termes in 1210 valt Bézu zonder slag of stoot in handen van Simon van Montfort. Nadat Bernard Sermon le Vieux zijn eigendom weer heroverd had gaf hij ook onderdak aan katharen, zo is het geweten dat de kathaarse bisschop Guilhabert de Castres er verbleven heeft.  Bernard Sermon onderscheidde zich door moedig gedrag in de strijd tegen de kruisridders. In 1231 viel zijn bezit in handen van Pierre de Voisins en vluchtte hij naar Montségur. Momenteel is het kasteel niet meer dan een ruïne.  Er worden in het kader van het Rennes-le-Château-mysterie veel verhalen verteld dat het bezit zou zijn geweest van de Tempeliers, maar dat klopt niet echt: de enige die dat ooit beweerd heeft was Abbé Mazières en veel andere auteurs praten hem na.

Le Roy Ladurie, Emmanuel:

Historicus, ex-directeur van de Bibliothèque Nationale de France, schrijver van geschiedenisboeken en gedetailleerde microstudies, publiceerde in 1975 het boek ‘Montaillou’, gebaseerd op de registers van inquisiteur Jacques Fournier.   De registers van Fournier vormen de schriftelijke weerslag van de minutieuze ondervraging van alle volwassenen uit het bergdorp Montaillou, waar het katharisme een laatste opflakkering kende in het begin van de 14de eeuw. 

Lepzet van Keulen: 

Van Buyten en Vanderzeypen bespreken een inquisitoriale tekst en denken na weglating van alle onzin over duivelaanbidders en zwarte katten nog genoeg over te houden van de tekst om te besluiten dat Lepzet van Keulen een kathaar was.  Er valt veel voor te zeggen, al blijft het natuurlijk gedeeltelijk  onbewezen.  Het is zeker dat Lepzet van Keulen denkbeelden koesterde die fel geleken op die van de katharen, en wellicht zelfs identiek waren.  Maar dat was algemeen in die tijd.

Les Cassès:

Deze plaats behoorde aan Toulouse. Na de verovering ervan werden bijna 100 katharen op de brandstapel gezet.

Lévis, Guy de: 

Een hoge officier in het kruisvaarderleger van Simon van Montfort.

Lille, Alain de:

Zie Rijsel, Alanus van.  

Lodewijk VIII (1187-1226):

Koning van Frankrijk van het Huis van Capet en gehuwd met Blanca van Castilië, met wie hij 13 kinderen had.  Hij zette de kruistocht tegen de katharen en de heren van Toulouse en Foix verder (soms noemt men dit de Tweede Kruistocht tegen de katharen), maar niet voor lang (1224-1226).  De koning overleed in 1226 al snel aan dysenterie en daarmee  brak het regentschap van Blanca van Castilië aan. De zoon van de koning was immers nog te jong om zelfstandig te kunnen regeren. Het bevel van de kruistocht werd toen overgegeven aan Humbert van Beaujeu. 

Lodewijk IX:

De Franse koning Lodewijk VIII, gestorven aan dysenterie, werd opgevolgd door zijn minderjarige zoon Lodewijk IX (1226-1270), dus de werkelijke macht kwam voor een tijd bij de koningin-moeder, Blanche van Castilië, te liggen.

Lombardije:

Streek in Noord-Italië (Varese, Como, Bergamo, Milaan, Pavia).  Door de toenemende vervolging door de Inquisitie vluchtten in de 12de en 13 de eeuw steeds meer katharen naar Lombardije. De kerk kent haar zwaartepunt rond de stad Sirmione aan het Gardameer. D E Occitaanse katharen verblijven in deze streek, zonder zich evenwel te vermengen met de Italiaanse katharen;  Zo zullen ze nog een dertigtal jaren blijven voortbestaan, tot de Inquisitie ook in Italië tegen hen zal optreden.

Lombers, Concilie van:

Ging door in mei 1165, voorgezeten door bisschop Giraud van Albi.  Men slaagde er op dit concilie niet in katholieken en katharen met elkaar te verzoenen.

Lordat, (Ariège, Sabarthès):

Speelde geen belangrijke rol tijdens de kruistocht, was erg hoog gelegen en viel onder Peter II van Aragon.  Guilhabert de Castres vluchtte erheen in 1224.  Ook was er een kathaars kerkhof.  Ook al werd het kasteel in 1229 overgemaakt aan de Franse koning, toch hielden er zich soms katharen schuil, zelfs na 1244.  In 1249 wordt bernard de Lordat opgevolgd door Roger IV van Foix.  Het kasteel speelde ook een diplomatieke rol: er werd op die plek soms onderhandeld met de Aragonezen.  Het kasteel veranderde in de 13de eeuw nogal eens van eigenaar en werd tenslotte in 1582 ontmanteld.  Doordat de ontmanteling echter teveel zou kosten liet men ze tot ruïne vervallen.

Lorris, Verdrag van:

Een verdrag tussen Humbert de Beaujeu, de aanvoerder van het Franse leger, en Raymond VII.  Het verdrag werd in januari 1243 ondertekend en bevestigde de voorwaarden van het eerdere Verdrag van Parijs (1228).

Loup de Foix:

Grotendeels legendarisch personage dat opduikt in New Age-literatuur over de katharen, waar hij als een kluizenaar/grotbewoner wordt voorgesteld.  De historische Loup de Foix was de bastaardzoon van graaf Raimon Roger van Foix, gehuwd met Honors de Belmont.  Hij vocht mee in het leger van de graaf van Foix. Hij wordt soms op oorkonden als getuige vermeld, wanneer die zijn opgesteld tussen 1219 en 1259.  Hij bewoonde in werkelijkheid de Tour de Loup de Foix in La Bastide de Sérou (Ariège).

Luzenac, Pierre de:

Verrader van de kathaarse zaak, zal zich in mei 1308 naar Montaillou begeven om de ketters te zoeken en te arresteren. De grote arrestatie ging door op 8 september 1308.  Het dorp werd omsingeld door soldaten uit Carcassonne die de uitvalswegen naar Ax, Prades, Gazel en Camurac hadden afgezet met wachtposten en in de ochtend het dorp binnentrokken.  Hun commandant was Jacques de Polignac, maar denkelijk werd deze geholpen door Pierre Clergue zelf, die een dubbele rol speelde als kathaar én katholiek pastoor van de parochie.  De opdracht was niet om zomaar iedereen op te pakken (zoals Pierre Maury deed uitschijnen), maar om iedereen te arresteren die verdacht werd van ketterij.  Dat was onmogelijk zonder verraders en een lijst met namen.  Ook Arnaud Sicre en Guillaume Peyre waren van de partij.  Er volgden enige ondervragingen, maar de tijd was veel te kort en het was Pierre Clergue die er voor moest instaan dat de mensen zich later voor verhoor naar Carcassonne zouden begeven. De coördinatie van de dagvaardingen werd aan zijn huis (domus) toevertrouwd. Bernard Clergue, de baljuw en broer van de pastoor, kreeg ook het recht om naar eigen inzicht tot confiscatie van goederen en eigendomen over te gaan, wat de economische positie van de familie Clergue nog verstevigde.


M

Magre Maurice:

Kende Napoléon Peyrat en was ook erg geïnteresseerd in de katharen.

Manicheïsme:

Leer van Mani (216-276), een vernieuwer uit Perzië. Het manicheïsme is een dualistische filosofische stroming uit de late oudheid.  Volgens Ankie Nolen en vele anderen bestaat er een hardnekkig misverstand dat het manicheïsme ten grondslag lag aan het katharisme.  Het katharisme heeft meer te maken met het gnosticisme, dat via de Bogomielen uit de Balkan verspreid werd in de rest van Europa. Omdat de Kerk zich beriep op Augustinus, die in zijn geschriften argumenten aanvoert tegen de manicheeërs, waar hij zelf eerst deel van uitmaakte, en deze benaming ging plakken op alle andersdenkenden ontstond het misverstand dat de katharen daar echt iets mee te maken hadden.

Marcy, Henri de:

Abt van Clairvaux die in 1178 een onderzoek instelde naar de ketterij van het katharisme.  Er kwamen twee mensen uit Occitanië hun uitleg doen (Baimiac en Bernard Raimond), maar er bestond een vertaalprobleem: de abt begreep het Occitaans niet goed en de ondervraagde katharen kenden geen latijn.  Toen zag de abt zich verplicht om hun uitleg voer de kerkelijke sacramenten in het Occitaans te aanhoren.

Maria van Champagne (1145-1198):

Ze was de oudste dochter van Lodewijk VII van Frankrijk en diens eerste vrouw Eleonora van Aquitanië. Deze Maria, hertogin van Champagne, was ook voorstander van de Occitaanse troubadourscultuur. Daarom begunstigde ze tal van wetenschappers en kunstenaars uit die tijd. Chrétien de Troyes, de schrijver van ‘Le conte du graal’, werkte hij haar tussen 1164 en 1188, voordat hij naar Vlaanderen trok om er zijn graalroman te schrijven.

Marly, Bouchard de:

Een van de trouwste commandanten van Simon de Montfort.  Hij stierf bij de belegering van Avignon in 1226 aan dysenterie.

Marmande:

Stad die belegerd werd door Amaury de Montfort in juni 1219.  Lodewijk, de zoon van Filips II Augustus, schoot hem te hulp.  De commandant van Marmande heette Centule d’Astarac.  Hij bood zijn eigen leven aan in ruil voor de vrije aftocht van de 7000 bewoners, maar het mocht niet baten: iedereen werd door de Fransen vermoord.

Marty, Bertran(d):

Bisschop van de katharen in Toulouse.  Hij kwam om op de brandstapel van Montségur (1244).  

Maurs, Guillaume: lid van een bekende katharenfamilie uit Montaillou.  Hij zal plannen maken en pogingen doen om pastoor Clergue te vermoorden, zelfs met behulp van Catalaanse huurmoordenaars.

Maurs, Mengarde:

Kathaarse vrouw, moeder van Guillaume Maurs, haar tong werd afgesneden toen zij sprak over het kathaarse verleden van pastoor Clergue, die hen verraden had aan de Inquisitie.

Maury, Guillemette:

De tante van Jean en Pierre Maury, eveneens gevlucht uit Montaillou.

Maurs, Pierre:

Lid van een bekende katharenfamilie uit Montaillou.

Maury, Jean:

Uit Montaillou naar Catalonië gevluchte herder.

Maury, Pierre:

Herder uit Montaillou die werkte voor heel wat verschillende mensen in het kathaarse milieu en die ook enkele parfaits ontmoet heeft. Le Roy Ladurie gebruikt hem in zijn boek als hoofdpersoon omdat het personage, dat veel mensen heeft ontmoet en op meerdere plaatsen is geweest, zich daartoe uitstekend leent. Pierre Maury fungeerde immers als gids voor de bonhommes (zoals Pierre Authié) en loodste hen ’s nachts in het donker door de bergen.  In 1324 wordt hij – kort na Guillaume Bélibaste, gearresteerd en gevangen gezet.

Meaux (verdrag van) 1229: 

Met dit verdrag werd Occitanië bij de rest van Frankrijk aangehecht.

Melhoramentum:

Een gelovige die een kathaar ontmoet maakt een drievoudige kniebuiging en spreekt daarbij de volgende geijkte formule uit: ‘Bidt God dat hij mij tot een goede christen maakt en dat hij mij een vredige dood toebedeelt”.  De kathaar zegent daarop de gelovige en antwoordt: “Dat God u tot een goede christen maakt en u leidt naar een vredige dood”.  Dit was voor een gelovige zowat de enige verplichting, naast het luisteren naar hun sermoenen en het verlenen van allerlei vormen van bijstand tijdens vervolgingen.

Metempsychose:

De katharen geloofden in zielsverhuizing.  Dat was ook de reden waarom ze geen vogels en vlees aten.  De zielen kwamen doorheen hun grote kringloop ook in vogels en andere dieren terecht, net als in mensen.  De zielen moesten soms een hele cyclus doorlopen van lagere dieren via hogere dieren tot mens.  Een ziel zonder lichaam werd opgejaagd door de demonen en moest zo snel mogelijk weer in een lichaam zien te geraken. Katharen stonden bekend als vegetariërs. Dit had niet alleen te maken met hun vrijwillige armoede, maar dus ook met hun geloof in zielsverhuizing.

Miglos (Ariège):

Ook kasteel van Arquizat genoemd.  Bewoond door vazallen van de graaf van Foix.  Arnaud de Miglos was kathaars gezind, hij bevoorraadde Montségur in 1243-1244.  Dit leverde hem later een levenslange gevangenisstraf op, maar in 1248 kreeg hij gratie van de paus.  Uit inquisitieverslagen van Pamiers (denkelijk van Jacques Fournier) bleek dat begin 14de eeuw nog steeds katharen werden opgevangen in Miglos.  Daardoor werd het kasteel verbeurd verklaard en moest Gaston I Miglos het aan Bernard de Son overdragen.

Minerve:

(in de streek van Hérault, Minervois). Guillaume de Minerve was kasteelheer in 1209.  Na de val van Béziers trokken veel katharen richting Minerve.  Simon de Montfort belegerde het kasteel, gebruik makend van een grote catapult (La Malvoisine = De Boze Buurvrouw).  Door watergebrek moest Guillaume de Minerve zich in juili 1210 overgeven, de katharen weigerden zich te bekeren tot het katholicisme en 140 van hen werden op de brandstapel gezet, het schijnt dat ze zelfs vrijwillig de vlammen ingingen.  Guillaume zette de strijd later op andere plaatsen voort (1216, Baucaire, 1218, Toulouse) en zijn zoonn deed nog mee aan de opstand van 1240.

Miramont (Aude, Corbières):

Ook  Baibara genoemd.  Volgens een legende ligt er onder dit kasteel een grot met de schat van Alarik II, koning der Visigoten, erin verborgen.  In 1210 bezet door Amaury en Guillaume de Poissy, kruisridders uit het leger van Simon van Montfort.  Herovering door Chabert de Baibara , waarbij het hele Franse garnizoen werd uitgemoord. Zijn naam komt nog terug bij het derde beleg van Toulouse (1219) en de opstand van Raymond II Trencavel (1240).  Hij was de kasteelheer van Quéribus,dat viel in 1255.

Mirepoix (Ariège, Pays d’Olmes): 

De heren van Mirepoix waren de belangrijkste van de 36 vazallen van de heren van Foix. In Mirepoix waren er een 50-tal kathaarse gemeenschapshuizen.  Pierre-Roger le Vieux de Mirepoix ontving het consolament van de kathaarse bisschop Guilhabert de Castres.  In 1206 was er in de stad een concilie bijeengeroepen met meer dan 600 parfaits.  Raymond de Péreille  kreeg toen de opdracht Montségur te restaureren, zijn schoonzoon Pierre-Roger de Mirepoix zou de burcht gaan verdedigen.  In 1209 valt Mirepoix in handen van Simon van Montfort, hij schenkt de stad aan Guy I de Lévis.   In 1223 wordt het kasteel heroverd, maar in 1229 met het Verdrag van Parijs weer afgestaan aan De Lévis.  In 1279 overstroomt de stad na een dambreuk in de Hers bij het meer van Puivert.

Moerland, Bram:

Nederlands schrijver over de katharen, hij ziet hen als een door het gnosticisme beïnvloede sekte.  Hij hecht veel belang aan de Nag Hammadi-bibliotheek, de dertien in leer gebonden gnostische geschriften die bij voornoemde plaats in Egypte werden teruggevonden.  Moerland tracht de katharen in verband te brengen met de oude gnostische ideeën en tradities.  Het gnosticisme is geen kerk of religie, maar het is een spirituele gedachtestroom of traditie die onderhuids al heel lang aanwezig was in het christendom.  Het is best mogelijk dat we delen hiervan later bij de toch al zoveel spiritueler ingestelde katharen terug kunnen vinden.

Mont Aimé (Champagne):

In 1239 laat inquisiteur Robert Le Bougre hier 187 ketters terechtstellen.

Montaillou:

Dit dorpje kende een kathaarse heropleving in de jaren 1294-1324, die echter door de inquisitie in de kiem werd gesmoord. In 1308 werden alle volwassenen van Montaillou ouder dan 12 of 13 jaar gearresteerd door de Inquisitie. Een gedeelte onder hen werd één voor één en mondjesmaat weer vrijgelaten, anderen werden van Montaillou overgebracht naar Carcassonne en daar gevangen gezet. Sommigen bleven lang opgesloten in de gevangenis en moesten overleven van de voedselpakketten (victualia) die door familie en vrienden werden afgeleverd. De vrijgelatenen leefden in Montaillou verder onder de plak van de clan van Clergue.

Tussen 1317 en 1326 wordt de laatste genadeloze ketterjacht georganiseerd door Jacques Fournier, in het graafschap van Foix.  Fournier stelde  een inquisitierechtbank in te Pamiers en zowat het hele dorp Montaillou kwam onder verdenking te staan.  Ten tijde van deze vervolging waren er hoogstens 250 inwoners.  Van de 114 gedagvaarden voor de rechtbank waren de meesten katharen en 25 onder hen kwamen uit Montaillou zelf. Daarnaast waren er ook nog enkele getuigen die uit hetzelfde dorp afkomstig waren.   De registers van Fournier bleven bewaard in het Vaticaan en werden in het Latijn gebundeld en uitgegeven door J.Duvernoy. Zo kon Emmanuel Leroy Ladurie ze dan in het Frans vertalen en aan de hand van de informatie die hij daarin vond zijn sociologische studie schrijven over Montaillou.

Montfort, Amaury van:

Zoon van Simon van Montfoort.  Hij zal na de dood van zijn vader de strijd tegen de Occitanen verder zetten, met weinig succes.  In 1224 schenkt hij het gebied aan de nieuwe koning, Lodewijk VIII, die dan de strijd weer doet oplaaien.

Montfort, Simon van (1160 – 1218):

Frans edelman, voornaamste leider in de kruistocht tegen de katharen, ook bekend als Simon IV van Montfort. Vanwege zijn geloofsijver en moed koos paus Innocentius III Simon de Montfort uit als aanvoerder van de campagnes tegen de katharen in Zuid-Frankrijk.  Daar werd hij berucht omwille van zijn wreedheid. In 1210 vermoordde hij 140 katharen in het dorpje Minerve omdat ze weigerden hun geloof op te geven. In 1213 versloeg hij Peter II van Aragón in de slag bij Muret waarna de katharen verslagen waren, maar Simon zette zijn campagne voort als een veroveringsoorlog. Uiteindelijk werd hij heer over alle op Raymond VI van Toulouse en de hertog van Narbonne veroverde gebieden. Uiteindelijk werd Simon de nieuwe graaf van Toulouse. In 1218 geraakt door een steen uit een blijde (werptuig). Zijn zoon Amaury zou het bevel dan overnemen.

Montgey:

Behoorde aan de heren van Roquefort.  Deze plaats is voornamelijk gekend doordat er hier een leger van 6000 Friese en Duitse huurlingen in de pan werd gehakt door Raymond-Roger de Foix.  Ze waren van Carcassonne onderweg naar het belegerde Lavaur.  Later werd het kasteel van Montgey verwoest en het dorp in brand gestoken toen Simon van Montfort wraak kwam nemen.

Montmaur (Aude):

Bekende burchtheer is Sicard de Beaufort.  Wegens zijn kathaarse sympathieën (of meer nog, hij was er zelf een) tot levenslang veroordeeld.  Het kasteel werd in 1211 veroverd door Simon van Montfort, maar viel in 1218 weer toe aan Toulouse.  

Mont-Réal-de-Sos (Ariège):

In 1244 zou de schat van de katharen hier tijdelijk in veiligheid zijn gebracht vanuit het belegerde Montségur. Zie hiervoor het getuigenis dat werd afgelegd voor de Inquisitierechtbank, door Béranger de Lavelanet.

Montpellier, Agnès de: 

Echtgenote van Raymond-Roger Trencavel.  Toen haar man in 1209 in zijn eigen kerker was omgekomen,  droeg ze op 24 november 1209 haar rechten en die van haar eigen zoontje over op Simon de Montfort.  De voogd van haar tweejarige zoontje werd de graaf van Foix, Raymond-Roger. 

Montségur (Ariège, Pays d’Olmes):

Mons Securus betekent ‘de veilige berg’, geen wonder, op 1207 meter hoogte.  De burcht werd in 1206 gerestaureerd door Raymond de Péreille (volgens Ankie Nolen, want volgens de mening van Van Buyten en Vanderzeypen gebeurde dit niet in 1206, maar in 1204).  Het verzoek tot reparatie van de ruïne kwam van de kathaarse Kerk en volgens Vanderzeypen zonder toestemming van de heren van Toulouse en Foix. In 1232 zal Guilhabert de Castres er zetelen als kathaars bisschop omdat het een veilige plek is. Montségur wordt dan hoofdzetel van de kathaarse kerk, tot 1244.  De verdediging van deze onneembare burcht gebeurde onder leiding van Pierre Roger de Mirepoix en van Raymond de Péreilla zelf.  Na een lange belegering moesten de verdedigers zich overgeven aan Guy de Lévis, een trouwe luitenant van Simon van Montfort. In 1244 hield bisschop Marty er zijn laatste preek.  De burcht werd volledig verwoest in 1244, 205 à 255 katharen en 25 credentes weigerden hun geloof af te zweren en belandden gezamenlijk op de brandstapel, het schijnt dat Marty hen voorging in de vlammen.  De ruïne die er nu staat is wat er overblijft van een heropbouw door Jean de Lévis (1299-1319), een Franse heer.  Dit klein militair bouwwerk werd opgetrokken op de fundamenten van het oude fort.  De ruïne van deze militaire constructie die we vandaag nog zien houdt dus geen verband met de katharen zelf, wat alle verhalen over esoterische zonnetempels naar de prullenmand verwijst.  De oude, kathaarse vesting was dus groter dan de resten die we nu vinden, want er was in die tijd een heel dorpje dat samen met de burcht ongeveer 500 mensen kon herbergen.

De legende van de twee bonhommes die met Kerstmis 1243 met de schat van de katharen ontsnapt zouden zijn vinden we beschreven in het werk van Imbert van Salles.  Vier bronnen vermelden dat in de korte periode van vrede nog eens vier bonhommes uit de burcht werden gesmokkeld.  Twee van hen werden later in Italië gesignaleerd tussen 1252 en 1255.  Zij zouden het geldfonds hebben weggebracht.  

Zie ook Lavelanet, Béranger de.

Morella:

Dorpje in Catalonië waarvan Guillaume Bélibaste met een aantal vluchtelingen uit de Franse gebieden aan de andere kant van de Pyreneeën zijn thuisbasis had gemaakt.

Mort en endura:

Drie dagen voor en drie dagen na het toedienen van het consolament moest er gevast worden.  Omdat het consolament meestal pas werd toegediend aan mensen die al stervende waren, overleden vele gelovigen tijdens de drie dagen na dit ritueel.  Dit staat in de inquisitieverslagen opgetekend als ‘mort en endura’.  Hierdoor is de misvatting ontstaan dat de endura een rituele zelfmoord zou zijn in de vorm van de hongerdood.  Dit klopt echter niet: het betreft een gewone vasten en de kathaarse kerk heeft daar nooit iemand toe verplicht.  Als een zieke tegen alle verwachtingen in toch weer beter werd, dan hoefde hij die strenge regels niet na te leven.  Men kon immers het consolament opnieuw krijgen op het uiteindelijke sterfbed.  Alleen uit de laatste jaren van het katharisme (Montaillou enz.) zijn er enkele gevallen bekend van radeloze, vervolgde en opgejaagde mensen die verkozen zichzelf uit te hongeren tot de dood erop volgde, om nog erger te voorkomen.

Muret, slag bij:

In 1213 versloeg Simon van Montfort de Aragonese koning Peter II in de slag bij Muret, waarna de katharen verslagen waren. Peter II van Aragon was de Occitanen te hulp geschoten, maar zijn onderneming mislukte deerlijk toen het nochtans veel grotere leger van Aragonezen en Occitanen het moest afleggen tegen de veel kleinere troepenmacht van Simon van Montfort.  Simon zette zijn campagne echter voort als een heuse veroveringsoorlog. Uiteindelijk werd hij heer en meester over alle op Raymond VI van Toulouse en de hertog van Narbonne veroverde gebieden.  Een gedeelte van die gebieden ging naar zijn medestanders, onder andere de familie de Voisins.  De luitenant van Simon van Montfort heette Pierre de Voisins.

Muur, Le Mur:

Benaming voor de kettergevangenis in de wijk Barbacane van Carcassonne. Hier werden tal van katharen heengebracht, o.m. veel inwoners van Montaillou en Arnaud Sicre, de verrader van Bélibaste, die er ook 5 jaar heeft doorgebracht.  Het leven in deze gevangenis was erg hard, veel gevangenen waren al dood voor ze hun proces zagen voorkomen of eer ze konden worden vrijgelaten.


N

Narbonne: (Aude, Narbonnais): 

In deze belangrijke stad bevonden zich maar weinig katharen.  Toch vond paus Innocentius III dat de aartsbisschop veel te vriendelijk was voor de ketters en liet hem vervangen door Arnaud Amaury.  In april 1214 verschijnt het kruisleger van Simon van Montfort voor de poorten. Hij laat de muren afbreken, maar dat wordt hem niet in dank afgenomen, hij wordt er in 1216 zelfs voor geëxcommuniceerd.

Narcis, Hugues de:

Seneschalk van Carcassonne die een leger van 6000 à 10000 man verzamelde om Montségur te belegeren.

Nelli, René:

Bekend historicus die zich verdiept heeft in de geschiedenis van Occitanië en bijgevolg ook in de katharen.  Hij vertaalt in 1959 de kathaarse teksten in het Frans.  Er komt hierdoor ernstige twijfel aan de neo-manicheïstische these.  De katharen tonen hun ware aard.  De vertalingen en studies van Nelli hebben aanleiding gegeven tot een volledig nieuwe richting in het onderzoek naar het katharisme.  Men ziet hen nu meer en meer als christenen die geen kruisbeelden aanbaden.

Nouvelles (Aude, Corbières):

Was waarschijnlijk een voorpost van de burcht Aguilar, toen deze versterking deel uitmaakte van de verdedigingslinie tegen invallers uit Aragon.


O

Occitaans:

Verzamelnaam voor de dialecten van Zuid-Frankrijk: behorende tot het gebied van de Langue d’Oc.

Ordinant:

Degene die samen met de neofiet (nieuweling)  het ritueel van het consolamentum doorloopt.

Ornoloc (grotten van):

Er doen verhalen de ronde dat er in de grot van Bethlehem, een spoulga in Ornolac, een kathaarse parfait verbleven zou hebben en dat ook de schat van de katharen, weggesmokkeld uit Montségur, hier tijdelijk zou zijn ondergebracht.  Volgens onderzoekster Florence Guillot, die in 2007 een onderzoek deed naar de spoulgas, berust dit louter op verhalen met een mystieke inslag die door esoterische groeperingen en individuen worden verspreid.  Er is in werkelijkheid geen sprake van een inwijdingsritueel in de grot van Bethlehem.  Wat de schat van de katharen betreft, mogelijk passeerde zij eerst in een grot alvorens naar Lombardije te zijn gebracht. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat ze er nu nog zou liggen.

Ostal:

Geheel van een ‘boerenbedrijf’.   


P

Padern (Aude, Corbières):

In 1209 al snel in handen van de kruisvaarders gevallen.  Toen moest Raymond van Termes het overdragen aan Alain de Coucy, een onderbevelhebber van Simon van Montfort.  In 1218 heroverd door Charbert  de Baibara.  Katharen kregen er toen weer onderdak tot 1255, toen De Baibara zich moest overgeven en Quéribus gevallen was.

Paracleet:

De Vertrooster, de Helper, de Heilige Geest.  Dit komt uit het Grieks, waar het woord ‘paracletos’ wordt gebruikt, waar Jezus belooft dat er een helper of Heilige Geest zal komen.

Paratge:

Volgens de paratge kunnen personen uit verschillende sociale klassen toch een vergelijkbare eer en waardigheid bezitten.  Het betekent nog géén volledige rechtsgelijkheid, maar wel respect voor de persoonlijkheid van elk mens, onafhankelijk van de sociale status.  Dit idee was in het Noorden onbekend, het was een fenomeen dat we vooral in Occitanië vinden.

Parfait:

Komt van ‘hereticus perfectus’ en er wordt mee bedoeld dat ze volledig gewijde ketters waren.  Het was een omschrijving gegeven door katholieken en inquisiteurs, want de katharen zelf noemden zich ‘vrienden van God’ (amis de Dieu), bons hommes, bonnes dames of bons chrétiens (goede mensen, goede vrouwen, goede christenen).  Er werd vroeger steeds een onderscheid gemaakt tussen de gewijde parfaits en de gewone gelovigen (credentes).

Passeur:

Persoon (meestal een herder) die de bonhommes ’s nachts langs de bergpassen leidde als zij op reis moesten gaan.  Pierre Maury was een bekende passeur, maar ook Arnaud Vital en Raymond Azéma stonden erom bekend.

Pays Cathare:

Het kathaarse land bestaat uit twee streken, die elk weer uit drie delen bestaan.  Midi-Pyrénées bestaat uit Tarn,

Haute-Garonne en Ariège.  En Languedoc-Rousillon bestaat uit Hérault, Aude en Pyrénées Orientales.  

Péladan, Josephin (1858-1918):

Rozenkruiser, Martinist en lid van heel wat esoterische genootschappen.  Hij entte de graalmythe op de Montségur-mythe van Napoléon Peyrat in zijn boek Le Secret des Troubadours: de Parsifal à Don Quichotte (1906).

Pelfort de Rabastens:

Bisschop van Pamiers ten tijde van de gebeurtenissen in Montaillou. In 1317 werd hij opgevolgd door Jacques Fournier.

Penne d’Albigeois:

Een burcht die wordt vermeld in het Verdrag van Parijs.  In 1586 werd het kasteel ontmanteld.

Pépieux, Guiraud de:

Overloper uit het katholieke kamp die om zijn vermoorde oom te wreken het garnizoen van Puisserguier de neus, oren en mond liet afsnijden en zijn slachtoffers naakt naar Carcassonne stuurde.  Simon van Montfort zou hiervoor bloedig wraak nemen in de vesting van Bram.

Pérella, Raymond de:

Burchtheer van Montségur ten tijde van de belegering in 1244.

Perfectae:

Er zijn ook vrouwelijke parfaits geweest, vooral voor het jaar 1244 (val van Montségur).

Perles, Amiel de:

Kathaar, bevriend met Pierre Authié.  Amiel werd gevonnist op 23 oktober 1309, waarna hij door de seculiere arm van de Inquisitie op de brandstapel werd gebracht.

Peter II van Aragon (Pierre II d’Aragon):

Heerser van Aragon die gehuwd was met Maria van Montpellier en enkele vazallen had in het Occitanië van toen.  De streek van de Rousillon behoorde hem toe, net als Catalonië.  Hij behaalde op 16 juli 1212 een grote overwinning op de Arabieren, die onder leiding stonden van Mohammed a-Nasir.  Hij zou zijn vazallen te hulp schieten in hun oorlog tegen de kerk en de edelen uit het noorden, maar kwam helaas om in de Slag bij Muret (1213), waar Simon van Montfort een klinkende overwinning behaalde tegen een nochtans veel grotere overmacht aan vijanden.

Peyrat Napoléon:

Romanticus, protestantse dominee, schreef boeken over de kathaarse periode.  Hij was één van de grondleggers van wat later de studie van de katharen zou worden en hij was van invloed op Maurice Magre, Antonin Gadal en Déodat Roché (naar wie het huidige katharenmuseum in Arques genoemd is).  Peyrat werd ongeveer in 1870 geboren.  Zijn schrijfsels droegen sterk bij tot de romantisering van het onderwerp.  Werk: ‘Histoire des Albigeois’ (1809).

Peyre, Guillaume:

Rechterhand van de kathaar Pierre Authié.  Rond 8 september 1305 zal hij echter Jacques Authié en Prades Tavernier in Limoux in de val laten lopen.  Hij lokte hen naar de stad onder het voorwendsel dat er een consolamentum nodig was en liet hen gevangen nemen.  Gelukkig konden de twee parfaits weer ontsnappen nog voordat zij naar Carcassonne werden gebracht.

Peyrepertuse (Aude, Corbières):

Betekenis: petra pertusa = doorboorde rots.  In 1209 weigert Guillaume van Peyrepertuse zich te onderwerpen aan het kruisleger en wordt om die reden geëxcommuniceerd.  Hij brengt in 1217 hulde aan Simon van Montfort, maar komt na diens dood in opstand tegen diens zoon Amaury.  Na de mislukte belegering van Carcassonne in 1240 vluchten veel faidits naar Peyrepertuse.  Een Frans leger onder leiding van Jean de Beaumont achtervolgt en belegert hen.  Door gebrek aan voedsel geeft de burcht zich na 3 dagen al over (16 november 1240).

Peytavi en Sabatier:

Twee van de vier ontsnapte katharen die het geldfonds ophaalden dat eerder al door twee andere bonhommes uit Montségur was gesmokkeld en verborgen in de streek van Foix.  Volgens Van Buyten en Vanderzeypen brachten ze hun opdracht tot een goed einde en konden met de opgehaalde fondsen Cremona (Italië) bereiken, alwaar zich de kathaarse kerk in ballingschap bevond.  Zonder de hulp van Usson waren ze daar nooit in geslaagd. 

Pierre de Voisins (1177-1233):

Luitenant van Simon van Montfort. Het geslacht De Voisins komt uit de Yvelines, een streek ten zuiden van Parijs. In 1209 neemt Pierre de Voisins deel aan de kruistocht tegen de Albigenzen. Na de val van het kasteel van Termes kent Simon van Montfort hem verschillende gebieden toe in de streek van Carcassonne en de Razès.  In 1226 wordt hij baron van Arques.  Na de oorlog, rond 1231, krijgt hij nog meer gebieden. Pierre I de Voisins was de zoon van Guillaume de Voisins (die geboren werd rond 1155). 

Planissoles, Béatrice de:

Kasteelvrouwe van Montaillou en echtgenote van Bérenger de Roquefort, die vroeg gestorven is. Ze bedroog haar eerste echtgenoot met rentmeester en kathaar Raymond Roussel.  Ook later met Pathau, waarvan geschreven wordt dat hij haar verkrachtte. Vervolgens kreeg ze nog een relatie met Pierre Clergue en na 1300 was het de beurt aan Guillaume Othon de Lagleize. Béatrice de Planissoles was dus niet van onbesproken gedrag.  Ze werd uitgenodigd bij Fournier op 26 juli 1320.  De aanklacht was hekserij, heiligschennis  en ketterij. In haar tas en portemonnee waren ook enkele bezwarende zaken aangetroffen, zoals wierook, een mesje, een spiegel, twee navelstrengen en een stukje batist (stof) met menstruatiebloed (dat van haar dochter bleek), een tak van een onbekende plant enz.  Fournier wist echter dat ze uit een familie stamde die in het verleden kathaars was geweest.  Ook verdacht waren de oude stukken brood die in haar tas gevonden werden.  Want mensen plachten het door kathaarse parfaits gewijd brood soms nog jarenlang te bewaren als een soort talisman.

Pog:

Steile rots, gebruikt om de berg van Montségur te omschrijven.

Pollan, Pierre:

Kathaarse bisschop die in 1258 uit de documenten verdwijnt zonder dat we weten hoe het precies met hem is afgelopen.

Pomarède, La, (Aude):

In 1211 bezet door Simon van Montfort, maar de belegerden wisten via een onderaardse gang te ontsnappen.  Simon van Montfort maakte van dit vierkante kasteel met zijn vier hoektorens zijn hoofdkwartier.  Het werd tevens het verblijf voor zijn vrouw Alix de Montmorency en hun zes kinderen.

Pomiès, Gaillard de:

Assistent van Jacques Fournier en dominicaan.  Hij was een afgevaardigde van Jean de Beaune, hoofd van de dominicaanse inquisitie in Carcassonne.  Hij was gewoon assistent of vicaris van de inquisitierechtbank van Fournier. 

Pons Sicre:

Een kathaars parfait die optrok met Guillaume Authié.

Pretz:

Ridderlijke waarden, eergevoel, respect voor een gegeven woord en bescherming van de zwakken.

Prouilhe, klooster van:

Bekende, katholieke abdij. Gesticht in 1206 door de H. Dominicus (Domingo de Guzman) om er katholieke bekeerlingen in onder te brengen die hij wilde losweken van het katharisme.  Het klooster heeft in de 13de eeuw, zeker na 1244 (val van Montségur), veel gronden bijgekregen die in beslag genomen waren van katharen uit Fanjeaux.

Prunel, William: een kathaarse bon homme die tussen 1258 en 1283 rondtrok in Zuid-Frankrijk. Hij zou ooit een maand in Toulouse verbleven hebben terwijl iedereen wist dat hij een kathaar was, maar niemand verraadde hem!

Puilaurens:

(Aude, Fénouillèdes). Pierre  Catala was burchtheer in 1209.  In 1229 werd het Guillaume van Peyrepertuse.  Er werd zowel aan faidits als aan katharen onderdak geboden, ook na 1244 was het nog één van de weinige toevluchtsoorden.  In 1250 komt het in bezit van koning Lodewijk IX.  Puilaurens is niet te verwarren met het bijna gelijknamige Puylaurens in het district Tarn!

Puivert (Aude, Quercorb):

Dit ‘troubadourskasteel’ bewaakt de weg van Foix naar Perpignan.  Er zijn echter wat amoureuze anekdotes aan verbonden. Koning Alfonso VIII van Castilië ontmoette hier voor het eerst zijn verloofde Aliénor, hun dochter Blanche (van Castilië) werd later regentes voor de minderjarige Lodewijk.  Over Blanche van Castilië doen er heel wat legendes de ronde.  Ook is er een band tussen Puivert en het katharisme. Kasteelheer Bernard die overleed in 1232 behoorde tot de kathaarse familie van Congost. Dat was een familie die het katharisme volledig was toegewijd. Alpaïs, de vrouw van de burchtheer, ontving voor haar overlijden in 1208 het consolament. Zij was overigens een zus van Raymond de Péreille, de kasteelheer van Montségur.  In 1210 werd het kasteel van Puivert na drie dagen belegering  ingenomen door de katholieken onder leiding van Lambert de Thury.  In 1213 werd het toegewezen aan Lambert de Thury, in 1220 heroverd door Loup de Foix.  In 1229 viel het dan weer toe aan de Fransen.

Pujol-Murat, gravin van:

In het begin van de 20ste eeuw verzamelde deze gravin een groepje schrijvers, dichters, theosofen en rozenkruisers rond zich.  Ze zijn zeer geïnteresseerd in de geromantiseerde geschiedschrijving van Napoléon Peyrat in zijn Histoire des Albigeois uit 1870. Ze zijn er voor een groot deel verantwoordelijk voor de imaginaire wereld die rond de katharen werd opgebouwd in die tijd.

Pûrs:

Volkomen, door de Geest gezuiverde mensen, synoniem voor parfaits of perfecti.

Puylaurens, Guillaume de:

Persoonlijke kapelaan van graaf Raymond VII: zijn ‘Chronica’ over de kruistocht dateert van 1249 of later.  De graaf was toen al overleden.


Q

Quéribus (Aude, Corbières):

Pierre de Cucugnan was kasteelheer van Quéribus en hij bevoorraadde de kathaarse gemeenschap op Puilaurens.  Ook verschafte hij onderdak aan faidits.  In 1240 nam deze heer nog deel aan de belegering van Carcassonne.  Quéribus zou nog tot 11 jaar na de val van Montségur onderdak bieden aan katharen, ook onder burchtheer Chabert de Barbaira. Uiteindelijk viel hij in een hinderlaag en moest zijn bezittingen afstaan.  De Barbaira ging in ballingschap naar Aragon.

Quérigut (Ariège, Razès):

Na de val van Montségur bleef ook dit kasteel nog geruime tijd een toevluchtsoord voor katharen.

Quillan (Aude, Corbières):

Burchtheer  Raymond de Niort, leenman van de aartsbisschop van Narbonne, was een van de machtigste edelen van het Pays de Sault.  Tijdens de Albigenzische kruistocht veroverde Simon van Montfort het kasteel. Raymond de Niort werd geëxcommuniceerd wegens zijn katharisme.


R

Rahn, Otto:

Duitser die dacht dat de Graal zich in Montségur bevond.  Hij heeft er heel wat onderzoek gedaan en ook een paar boeken gepubliceerd. (‘Kreuzzug gegen den Graal’ en later ‘Luzifers Hofgesind’).   Gedurende de oorlog raakte Heinrich Himmler in hem geïnteresseerd en zo werd hij ingelijfd bij de ‘Ahnenerbe’, een afdeling die op zoek ging naar relikwieën van het Germaanse volk (Graal, Speer van het Lot enz.).  Over zijn dood wordt nogal eens mysterieus gedaan.  Otto Rahn was geen overtuigde nazi.  In 1939 wilde hij zelfs ontslag nemen uit de SS, maar dat werd hem niet in dank afgenomen. Op 13 maart 1939, bijna op de verjaardag van de val van Montségur, werd Rahn dood teruggevonden bij een berghelling bij Söll, Kufstein, Tirol.  Hij was doodgevroren.  Zijn dood werd officieel afgehandeld als een zelfmoord.

Raymond van Toulouse:

Kathaars parfait, eind 13de of begin 14de eeuw,  afkomstig uit Castelnau d’Estrétefonds, ten noorden van Toulouse, niet ver van Grenade. Hij was ontsnapt uit de gevangenis van Carcassonne en naar verluidt was hij een van de belangrijkste schatbewaarders van de kathaarse kerk geweest.  Blijkbaar had hij eens een fabelachtige schat van 16.000 gouden munten aan zijn neef toevertrouwd met de bedoeling ze over de grens in veiligheid te brengen.  Zijn neef bracht het geld naar Sicilië of Lombardije, maar Raymond zelf belandde in Catalonië.     

Raymond van Toulouse VII:

Laat in 1249, in samenwerking met de bisschop, 80 kathaarse gelovigen verbranden te Agen, zonder gebruik te maken van de pauselijke inquisiteurs.  Waarschijnlijk wilde de graaf op die manier bewijzen dat hij wel degelijk in staat was de ketterij te bestrijden en dat er geen nood was aan een permanente pauselijke inquisitie waarover hij geen controle had in zijn eigen gebieden.  Gelijkaardige zaken zijn er gebeurd in de streek van Champagne, onder graaf Thibaud IV, die met de opbrengst van alle aangeslagen bezittingen vervolgens op kruistocht kon naar het Heilig Land.  

Rijsel, Alanus van (1120-1202):

Franse theoloog, zegt in zijn werk De Fida Catholica (1200) dat ‘cathares’ is afgeleid van ‘catus’, wat latijn is voor ‘kat’. Hij wil daarmee aantonen dat de katharen in feite duivelaanbidders zijn (want in die tijd dacht men dat de duivel zich vaak als een kat manifesteerde).

Ritueel van Dublin:

In 1960 pas gepubliceerde tekst (Theo Venckeleer) afkomstig uit een Waldenzisch geschrift uit de 2de helft van de 14de eeuw dat nu in een museum in Dublin ligt.  Het origineel van deze tekst zou in de 13de eeuw zijn opgesteld ergens bij Carcassonne, zo kan men opmaken uit de eigenschappen van het Occitaans dialect dat erin gebruikt wordt.

Rituel de Lyon:

13de-eeuws manuscript dat het Nieuwe Testament in het Occitaans bevat en daarbij nog 13 pagina’s met een gedetailleerde beschrijving van het consolament, het enige kathaarse sacrament.

Robert Le Bougre:

Inquisiteur die in de streek van Champagne flink huisgehouden heeft.  In mei 1239 werden er 187 ketters verbrand.  Er zouden sinds 1115 katharen in de Champagnestreek actief zijn geweest.  De Inquisiteur die verantwoordelijk was voor deze massale verbranding was Robert Le Bougre. Vanaf augustus 1235 werd hij hoofdinquisiteur in heel toenmalig Frankrijk. 

Roquebert Michel:

Historicus en specialist i.v.m. de katharen.  Hij schreef in 1989 een studie over de katharen van Fanjeaux, waardoor de kwestie van de in Fanjeaux zelf nagenoeg vergeten katharen terug onder de aandacht werd gebracht.  Ook publiceerde hij nog andere boeken over het katharisme, zoals ‘Citadelles du vertige’, ‘Rues Tolosanes’, ‘Montségur,les cendres de la liberté’, ‘Les Cathares et le Graal’.  Daarbij komt nog het monumentale 5-delige werk ‘Epopée Cathare’ (2007) en ‘Cathares, la terre et les hommes’ (2009).

Roquefixade (Ariège, Pays d’Olmes):

In 1200 huwde Raymond de Péreille hier met Corba de Lantar, de dochter van de kathaarse heer van Roquefixade, een vazal van de heren van Foix.  Tijdens de kruistocht verscholen zich hier ook katharen en faidits.  Het werd veroverd en verwoest door Guy de Montfort, de broer van Simon.  Verder speelde het niet zo’n belangrijke rol.

Roquefort, Bernard-Raymond de:

Beschermheer van de katharen.  Zijn moeder was zelf een parfaite, drie van zijn broers eveneens.


S   

Sacconi, Raniero:

Summa de Catharis et Pauperibus de Lugduno’, vooral een beschrijving van het katharisme in Italië.  Raniero Sacconi was zelf een bisschop van de kathaarse kerk van Concorezzo, maar bekeerde zich tot het katholicisme, werd dominicaan en bracht het zelfs tot inquisiteur van Milaan.  Ook bij hem vinden we de nodige informatie over katharen terug.

Saint Félix-de-Lauragais (1167):

Kasteel waar in 1167 een internationale bijeenkomst van katharen uit Italië, Noord-Frankrijk en Occitanië werd gehouden. Dit ‘concilie’ markeert het hoogtepunt van het katharisme in Zuid-Frankrijk. Bedoeling was schijnbaar ook om een ‘tegenkerk’ op te richten.   Ook Nicetas, denkelijk een kathaar of bogomiel uit Constantinopel, was er om raad te geven.

Saint-Gilles-du-Gard (Gard, Provence):

Hier werd Pierre de Castelnau op 14 januari 1208 vermoord, wat de aanleiding (of het voorwendsel?) vormde voor de Albigenzische Kruistocht.  Men beschuldigde vanaf toen graaf Raymond VI van de moord, al is dat nooit bewezen.

Sainte Hilaire (Aude, Carcassès):

In de tijd van de kruistocht werden de monniken van deze abdij beschuldigd van ketterij.  Kerk en landerijen werden in 1217 toegewezen aan het dominicaner klooster van Prouille.  

Saissac (Aude, Montagne Noire):

Bertrand de Saissac was een gekend beschermer van de katharen.  Hij werd de voogd van de 9-jarige Raymond-Roger Trencavel van Carcassonne in 1194.  In de kruistocht van 1209 viel Saissac in handen van Bouchard de Marly en vanaf 1231 was het bezit van Lambert de Thury.  In 1240 werd het tijdelijk heroverd door Jourdain de Saissac, maar dat was door de mislukte opstand maar van korte duur.

Schat van de Katharen:

Op de nacht van 15 maart 1244 ontsnapten 4 kathaarse parfaits uit Montségur.  Hun opdracht was de schat van de katharen naar Cremona (Lombardije) te brengen. Volgens gids Jean-Louis Gasc zullen zij daarbij de kortste weg genomen hebben, richting de grot van Bouan, of waarschijnlijker nog, de grot van Soloumbrié die in een vallei ligt parallel aan die van de Ariège, tussen de dorpen Cazenave en Senconac.  Hoe het verder verlopen is en welke route zij precies gevolgd hebben blijft gissen, zeker is alleen dat één van de vier ontsnapte parfaits twaalf jaar later in Toulouse werd opgepakt en veroordeeld tot de brandstapel.  Hij beweerde wel in Lombardije te zijn geweest, dus de schat zal daar wel zijn afgeleverd.  Of deze schat alleen bestond uit de kas van de Kerk (goud en zilver of geld dus), of dat er ook documenten bij hoorden, dat weet vandaag niemand meer.

Saissac, Bernard de:

Beschermheer van de katharen.   

Schisma, Het Grote, 1054:

Het Grote Schisma, dat een kloof sloeg tussen katholieken (Rome) en orthodoxen (Byzantium).

Schönau, Elizabeth von:

Gebruikt voor het eerst het woord katharen (1157, in het Liber viarum Dei).  Haar broer Egbert von Schönau zal deze benaming in 1163 overnemen in een preek.  De term zou verwijzen naar het Duitse Katzer, wat betekent dat ze katten (of de duivel) aanbaden.  Dit spreekt de these tegen dat het gaat om ‘katharoi’ (Grieks voor ‘zuiveren’).

Seigneur:

Leenheer, adellijk heer.

Seneschalk:

Hoge, koninklijke ambtenaar.

Servitium:

Penitentie van de zonden.

Sicard van Lunel:

Hij was eerst een metgezel van Aimeric van Collet, de kathaarse bisschop.  Daarna blijft hij in de Languedoc en verzoent zich met Rome. Hij zal tot 1253 verschillende kathaarse gelovigen verraden.

Sicard Cellerier:

Kathaarse bisschop uit Albi.

Sicre, Arnaud:

Een verrader die zich in de Spaanse kolonie van Bélibaste liet opnemen om aan die groep een einde te kunnen maken.  Kort daarop werd Guillaume Bélibaste gearresteerd.

Simon van Montfort:

Had de leiding over de kruistocht tegen de katharen.  Hij heeft veel steden belegerd en ingenomen, weer verloren en weer opnieuw ingenomen.  Het was een hele lange veldtocht.  Hij sneuvelt zelf bij de belegering van Toulouse in 1218.  Het bevel ging toen over op zijn zoon Amaury van Montfort.

Sirven, Pierre:

Assistent van de kathaarse bisschop van Toulouse Bertrand Marty.  Hij kwam samen met Marty om op de brandstapel van Montségur nadat de burcht in handen viel van de Fransen (1244).

Socius:

(lat.: metgezel). De kathaarse parfaits trokken vaak gezamenlijk rond, als duo, in zwart of donkerblauw gewaad en met een baard.  Samen gingen ze dan prediken, zieken verzorgen en stervenden het consolament toedienen.  

Solier:

Bovenverdieping van een huis.

Soula, René:

Historicus die ook over het katharisme schrijft.

Spaanse katharen:

Het katharisme nam in Spanje (Catalonië) nooit een hoge vlucht.  Er bestonden een paar kleinere gemeenschappen in Morella en San Mateo, maar hier ging het vooral om vluchtelingen uit de Franse gebieden aan de overzijde van de Pyreneeën, zoals uit Montaillou.  Guillaume Bélibaste was de persoon rond wie zich zich verzamelden en sommigen dachten dat hij de Heilige Geest zelf was.

Spijswetten (kathaarse):

De gewone gelovigen (credentes) mochten eten wat zij wilden.  De bonhommes nuttigden vlees noch eieren.  Geen dierlijke vetten dus.  Hun dieet bestond uit brood en vis, dat zij in matige hoeveelheden tot zich namen. Vis aten zij omdat ze meenden dat de voortplanting van vissen in het water vrij was van bezoedeling waarmee het geslachtsverkeer van zoogdieren gepaard ging.  Vlees kwam voort uit de coïtus en was daarom bevlekt.  Om dezelfde reden meden de katharen zwangere vrouwen. De foetus zou volgens sommigen een schepping van de duivel zijn, die de dolende ziel opwachtte.  Zo lokte de duivel de zielen weg van hun hemelse woonplaats.  Hoewel de vis een oud symbool is voor Christus en de eucharistie lijkt de spijswet van de katharen daar geen rechtstreeks verband mee te hebben.  Zou het te maken kunnen hebben met de wonderbaarlijke spijziging van de vijfduizend mensen met vijf broeden en twee vissen (Markus 6:38-44).  Of met het feit dat Jezus, opgestaan uit het graf, geroosterde vis at (Lucas 24:42)?  Ook de derde keer dat hij zijn discipelen na de opstandig bezocht deelde Jezus brood en vis uit aan zijn leerlingen (Joh. 21: 13-14).

Spoulga:

Het woord ‘spoulga’ betekent zoveel als ‘spelonk’ of ‘grot’.  Ussat-les-Bains is een klein thermaal bergstation met talrijke grotten in de omgeving, die men ‘caunes’ of ‘spoulgas’ noemt.  Deze grotten werden door katharen in de 13de eeuw tijdelijk gebruikt als schuiloord tijdens de vervolgingen, het zijn echter géén initiatiegrotten voor toekomstige katharen tijdens hun noviciaat.  Dat is gewoon een mythe die gevoed werd door de eerste onderzoekers.  De beroemde grotten van Lombrives, Bouan en Niaux bevinden zich in de buurt van Tarascon-sur-Ariège, vooral in de Sabarthès.  Aangezien de ingangen van deze spoulgas zich vaak 15 à 20 meter boven de grond bevinden was er niet meer dan 10% gemetselde stenen nodig om de hele toegang afdoende te beveiligen.  Historica en onderzoekster Florence Guillot heeft behalve de in de 13de-eeuwse middeleeuwse literatuur reeds vermelde spoulgas nog een 20-tal andere grotten weten terug te vinden tijdens haar onderzoek in 2007.  Ook deze onderzoekster ontkent dat de katharen er veel gebruik van gemaakt zouden hebben in tijden van vervolging, laat staat dat ze er min of meer permanent verbleven zouden hebben.  Er werden géén 500 katharen ingemetseld in 1328 in Lombrives. Dat is een hardnekkige mythe, want intussen weten we dat er zich op dat moment al jaren geen katharen meer bevonden in Occitanië. Het is dus een legende, geen werkelijkheid.  Wat heeft het onderzoek dan opgeleverd?  Hier en daar vindt men bij en in de grotten sporen waar zich in het verleden houten constructies hebben bevonden (ladders, loopplanken enz), maar de katharen zochten in tijden van gevaar liever onderdak in bevriende huizen in dorpen en steden en niet in deze grotten.  De spoulgas – en dat is uiteindelijk de uitleg – behoorden tot een verdedigingssysteem van moeilijk in te nemen plaatsen, georganiseerd door de graaf van Foix.  De kruisvaarders van Simon van Montfort hebben zich er nooit aan gewaagd om deze grotten aan te vallen, ze stelden zich tevreden met de verovering van de burchten en steden, wat veel effectiever was.

Strabaud, Jean:

Deze man was in 1308 dorpspastoor van Montaillou, notaris van de Inquisitie en publiek notaris.

Sublimatio ultima:

Laatste loutering


T

Tavernier, Prades:

Kathaarse prediker die zich vaak in het land van Aillon (o.m. Montaillou) bevond.  Hij kreeg het melioramentum van Guillaume Bélibaste toegediend.  Schijnt in plaats van het katholieke doopsel aan kinderen het kathaarse consolamentum toegediend te hebben, wat niet de normale gang van zaken was in het katharisme en wellicht werd ingegeven door druk van de deels katholiek gelovigen waarmee hij te maken kreeg. De scheidslijnen waren tijdens deze laatste stuiptrekkingen van het katharisme vaak niet zo duidelijk en er waren ook katholieke priesters die predikten dat de lichamelijke opstanding niet bestond, zo groot was soms de verwarring.  Ook pre-christelijke folkloristische elementen doken soms op.  Prades Tavernier had een onwettige dochter, ze heette Brune Pourcel.

Termes, kasteel van:

Ligt in de Corbières, Aude.  Het garnizoen stond onder leiding van Raymond III de Termes toen de kruisridders het kasteel kwamen belegeren na de val van Minerve.  Raymond verdedgide zich dapper en het beleg duurde maanden, maar uiteindelijk moesten de belegerden het opgeven omdat hun water besmet werd en de ziekte dysenterie zich verspreidde.  De overlevenden, waaronder Raymond de Termes, trachtten in de nacht van 21 op 22 november 2010 het kasteel te ontvluchten, maar werden gearresteerd en gedood.  De overgeblevenen werden levend verbrand. Na de val van Termes was de streek Corbières aan de genade van Simon van Montfort overgeleverd.  Eerst viel het kasteel toe aan Alain de Roucy, vanaf 1224 schonk de Franse koning het in leen aan Arnaud Amaury, aartsbisschop van Narbonne.  Olivier, de zoon van Raymond III van Termes, zou zich nog blijven verzetten tot 1240, maar uiteindelijk vertrekt ook deze op kruistocht samen met de Franse koning. 

Toulouse (Haute-Garonne):

De heren van Toulouse waren gedurende lange tijd tolerant ten aanzien van de katharen. Toen Raymond VI van Toulouse in 1208 door de paus werd beticht de opdracht te hebben gegeven tot de moord op zijn gezant Pierre van Castelnau begon het echte probleem: de Albigenzische kruistocht, die nu vooral de heren van Toulouse in het vizier had. Raymond trachtte zich steeds met de kerk te verzoenen, maar ze hadden er duidelijk geen oren naar. In  juni 1211 belegert Simon van Montfort de stad. Dat zou tot driemaal toe gebeuren.  Er waren wisselende kansen, in 1216 heroverde Raymond VII, de zoon van Raymond VI, de stad.  Simon van Montfort tracht in 1218 de stad terug te veroveren, maar sterft zelf  door een steen aan het hoofd.  Zijn zoon Amaury stond wat zwakker dan zijn vader en kon de Occitaanse gebieden niet behouden: hij droeg zijn rechten over aan de Franse koning Lodewijk VIII, die opnieuw de oorlog tegen de katharen en hun beschermers voortzette (1226).   Lodewijk overlijdt heel snel en Blanche van Castilië, de  regentes voor de minderjarige Lodewijk IX, zet de oorlog voort.  Het is aanvoerder Humbert van Beaujeu die uiteindelijk Raymond VII tot overgave zal dwingen.  Niet door hem militair te verslaan, maar door het omliggende land zo te brandschatten, dat de Occitanen zich wel verplicht zagen zich over te geven.  Na het Verdrag van Parijs (12 april 1229) vallen alle gebieden toe aan de Franse kroon en is het de koning die beslist wie er welk stuk mag besturen. Raymond VII krijgt zijn titel van graaf weer terug, maar de stadsmuren van Toulouse worden dan ontmanteld.  Zijn dochter Jeanne wordt uitgehuwelijkt aan Alfons van Poitiers, die hem dan opvolgde als graaf. Toen dit paar kinderloos stierf, viel het hele gebied van Toulouse definitief toe aan de Franse kroon. De laatste verhoren van katharen in Toulouse vonden plaats rond 1276-1277.

Toulouse, Concilie van (november 1229):

Hier werd besloten dat de wereldlijke macht actief steun moest verlenen aan de kerkelijke tribunalen bij het opsporen en veroordelen van ketters en hun beschermers.

Toulouse, Gaucelin de:

Kathaarse bisschop en voorganger van Guilhabert de Castres.

Traditio:

De traditionele leer.

Trencavel:

Uit Albi afkomstige dynastie die uiteindelijk in Albi, Nîmes, Béziers, Agde, Carcassonne en de Razès zou regeren.  Ze ontwikkelden in hun hoofdplaats Carcassonne een prinselijk hof met veel uitstraling.  Er bestaan banden met de katharen.  De Trencavels staan ook bekend als faidits: ze raakten hun gebieden kwijt omdat ze steun verleenden aan de katharen en optraden als hun beschermers.

Timidio:

Franciscaans inquisiteur die in 1276 een militaire expeditie opzet tegen de katharen in Italië.  Verona levert 164 ketters uit, die 2 jaar lang opgesloten en ondervraagd worden.  In 1278 worden in de arena van Verona 200 katharen verbrand.  Het katharisme is nu ook in Italië verzwakt en verdwijnt uit de grote steden.

Transfiguratie:

Een innerlijke gedaanteverandering

Trencavel, Raymond-Roger:

Burggraaf van Carcassonne, kwam onder vuur te liggen tijdens de Albigenzische Kruistocht.  Zijn leenheer Raymond VI van Toulouse zag zich verplicht om de katholieke kant te kiezen.  Vanaf toen werd Trencavel de aanvoerder van het Occitaans verzet tegen het kruisleger.  Om de levens van de mensen in de stad Carcassonne te sparen gaf hij zich gevangen.  Dat was een fatale vergissing, want het kostte zijn leven.  Zijn vrouw, Agnès van Montpellier, droeg vervolgens de rechten over op Simon van Montfort en de graaf van Foix werd de voogd van zijn tweejarige zoontje.

Troubadours:

trobador > (uitvinder). In hun chansons en teksten verspreidden deze soms rondtrekkende dichters en minnezangers ideeën van tolerantie.  Enkele bekende troubadours zijn Raimon van Mireval, de beste vriend van Raimon VI van Toulouse.  Een andere was Roger van Mirepoix, de vader van de heftige verdediger van Montségur.  De troubadours zijn meer beïnvloed door de Moorse en Iberische cultuur dan door Keltische elementen, wat sommigen beweren. Ze hebben een voorname rol gespeeld in de verspreiding van wat men nu de ‘hoofse’ cultuur noemt, nl. de toenmalige omgangsvormen aan het hof.  De hoofse liefde (amour courtois) was daarbij van groot belang.  Ook al stonden de troubadours los van de ketterij van het katharisme, toch gaven zij een nieuw beeld van de liefde en de intermenselijke verhoudingen die in het zuiden minder sterk aan stand of klasse gebonden waren dan in het noorden. 

De technische vorm van de poëzie is opzettelijk ingewikkeld en duister (clus) of juist heel helder (leu).  Tegenstelling licht-duister komt vaak terug, het is een centraal thema binnen de dichtkunst van de troubadours.  Ook de ontplooiing van de deugden, die joie (of bron van vreugde) zijn, cortezia (ridderlijk gedrag) en mesura (matiging).  De hoofse minnelyriek betreft de ridder als nederige dienaar van zijn domina (vrouwe), die vaak getrouwd is met iemand anders en op die manier onbereikbaar wordt.  Het is een geheime liefde die de minnaar meer kwelt dan genot schenkt.  De troubadours vochten ook tornooien uit met liederen en dichtkunst, niet met de wapens. Daartoe werd een podium opgesteld in de ‘troubadoursburcht’ Puivert, die gebouwd werd op vraag van Eleonora van Aquitanië.  Raimon Vidal de Besalu (begin 13de eeuw) was een troubadour en grammaticus die het Occitaans bestudeerde en erover schreef in ‘Razos de Trobar’.

Nog bekende troubadours waren : Willem IX van Aquitanië (1071-1127), Jaufré Rudel, prins van Blaye, Bernard de Ventadour uit Limousin, Rimbaud d’Orange (heer van Orange en Couthézon), Pierre van Auvergne uit Clermant (ook Piere d’Alvernha genoemd), Peire Vidal uit Toulouse, Arnaud Daniel uit Riberac, die Dante inspireerde (zie Purgatorio), Bertrand de Born, Bernard de Durfort en Peire Cardenal, die veel werkte voor Jaume, de koning van Aragon.

Tudèle, Guillaume de:

Monnik uit Navarra, die in het eerste deel van het in het Occitaans geschreven ‘La Canso de la Crozada’ een beschrijving geeft van de periode 1209-1213.  Hij stond aan de kant van Rome, maar is toch een stuk gematigder dan Des Vaux-de-Cernay.  Het vreemde aan voornoemd Canso is dat het tweede deel ervan geschreven is door een anonieme auteur die partij koos voor het zuiden.  Het gezang eindigt in 1226 met het beleg van Toulouse door de Franse kroonprins.


U

Una Sancta:

De Ene Heilige Kerk.

Usson (Ariège, Donezan):

923 meter hoog gelegen kasteel in de Aude-vallei.  Ten tijde van de Albigenzische kruistocht waren de kastelen van Usson en Quérigut eigendom van Bernard d’Alion. Diens bezittingen werden echter aangeslagen wegens zijn sympathie voor de kathaarse zaak.  Peter II van Aragon schonk ze vervolgens aan de heer van Foix.   Op 16 maart 1226 onderwerpt Bernard d’Usson zich aan de Franse koning Lodewijk VIII. Maar Bernard doet toch zijn eigen zin: hij laat niet na de katharen onderdak te verschaffen, inclusief twee kathaarse bisschoppen (Raymond Agulher en Guilhabert de Castres). In 1243 sturen ze vanuit Usson wapens en steun naar Montségur. Dat alles kost hem uiteindelijk zijn leven: hij ondergaat in 1258 de wrede vuurdood te Perpignan.


V

Ventura Jordi:

Onderzocht in 1960 de aanwezigheid van katharen in Catalonië.

Verdrag van Parijs:

Voor de integrale tekst in het Nederlands, zie Nolen, Ankie, Kruistocht tegen de Katharen, Aspekt, 2012, pp. 244-252.  Dit verdrag regelt de eigendommen en bezittingen in Occitanië na de nieuwe verdeling en de kruistocht.  Het dateert van 12 april 1228.  Het is feitelijk de capitulatie van Raymond VII aan de Fransen en de katholieke Kerk.  De voorwaarden waren streng en zwaar.  Het betekende ook een  zware slag voor de katharen, die bijna nergens meer heen konden behalve naar o.m. Montségur.

Verona (Italië):

In 1278 worden er ongeveer 200 katharen op de brandstapel om het leven gebracht.

Verona, Concilie van (1184):

De waldenzen worden net als de katharen geëxcommuniceerd. Paus Lucius III (1181-1185) en de Duitse keizer Frederik Barbarossa willen de ketterij in Noord-Italië bestrijden. Decreet: ad abolendam (waarbij de Inquisitie werd opgericht).  Dit wordt in 1215 nog eens herhaald op het Vierde Lateraans Concilie.

Vidal J.M.:

Publiceerde in 1910 reeds statistische gegevens over de activiteiten van de inquisitierechtbanken.

Vidal, Peire (Pierre):

Troubadour uit het midden van de 12de eeuw. Hij begon zijn carrière aan het hof van Raimond V van Toulouse rond 1176, maar na 1190 trok hij meer richting Aragon, Toledo en Léon. 

Vienne, Concilie van (1312): 

Op dit concilie werd besloten dat de Inquisitie niet meer louter een zaak van de Dominicanen was.  Hierdoor kon de cisterciënzer Jacques Fournier zich ook met de Inquisitie bezighouden en een eigen rechtbank organiseren in Pamiers.  In 1326 werd hij benoemd in Mirepoix.

Viguier:

Landvoogd. Later ging de macht naar de capitouls.

Villerouge-Termenès (Aude, Corbières):  

In 1210 werd het kasteel ingenomen door Simon van Montfort.  Kasteelheer was toen Sicard de Villerouge. De Montfort schonk het kasteel dan aan zijn luitenant Alain de Roucy.  In 1218 wordt het heroverd door de zoon Raymond de Villerouge. Vanaf 1229 in Franse handen. Guillaume Bélibaste doodde ooit een herder uit Villerouge en vluchtte naar Catalonië.

Viterbe, Decreet van (1199):

Dit decreet van Innocentius III houdt in dat de Kerk bevoegd is om excommunicatie en verbeurdverklaring als straf uit te spreken en toe te passen. Met de bul ‘Vergentis in senum’ werd het zo mogelijk niet alleen de ketters zwaar aan te pakken, maar ook hun familie en nakomelingen.  Dit moest het mogelijk maken om de Occitaanse adel haar kastelen en eigendommen te ontnemen en ze aan de Franse baronnen over te dragen.

Voisins, Pierre de:

Rechterhand van Simon van Montfort.  Hij kreeg het bezit over heel wat veroverde gebieden in de Languedoc.


W

Wolfram von Eschenbach (ong. 1170 – 1220):

Duitse  middeleeuwse dichter en troubadour.  Wolfram von Eschenbach stamde uit een Frankisch riddergeslacht. Hij was als minstreel in dienst van de graaf van Durne en de landgraaf Herman van Thüringen.  In 1205 herwerkte hij de roman van Chrétien de Troyes in het Duits, zijn werk draagt de naam Parzival.  Hij schreef ook nog een strofisch gedicht Titurel, dat men als een vervolg op de Parzival kan beschouwen.  Hiervan zijn echter slechts stukken bewaard gebleven.  De man is genoemd naar het plaatsje Eschenbach, waar hij vandaan kwam.


Z

Zielsverhuizing:

Zie ‘metempsychose’.