TIJDLIJN RENNES-LE-CHÂTEAU
Voor zover deze tijdlijn nooit uitputtend noch volledig kan zijn, ga ik ervan uit dat de datums en gebeurtenissen historisch correct zijn. Dat is mijn enig streven. Soms worden auteurs tussen haakjes vermeld als ze een afwijkende datering hanteren.
507
Slag bij Vouillé, de Franken onder Clovis slagen erin de Visigoten onder Alaric II te verslaan.
679
Moord op Merovingische koning Dagobert II bij Stenay.
681
Indien Sigisbert IV ooit geleefd heeft en na de dood van zijn vader Dagobert II door zijn zuster naar Rennes-le-Château zou zijn gebracht dan was het in dit jaar.
725
Arabieren in het gebied dat tot die tijd aan de Visigoten heeft toebehoord (het gebied tussen Carcassonne en toenmalig Rhedae, nu Rennes-le-Château).
1059
De kerk in Rennes-le-Château wordt aan Maria Magdalena gewijd.
1170
De Aragonese koning Alfons II vernietigt het stadje RLC, maar niet de citadel.
1210
Tijdens de Albigenzische kruistocht vallen Coustaussa, Rhedae, Rennes-les-Bains en Bézu in handen van Simon de Montfort. Ook Blanchefort wordt vernietigd. De drie laatstgenoemde plaatsen komen onder het bevel van Pierre des Voisins, de rechterhand van Simon de Montfort, die afkomstig is uit Voisins-le-Bretonneux, Ile-de-France. In RLC zal de macht in de komende eeuwen door middel van opeenvolgende allianties verdeeld blijven tussen de Voisins, de Hautpouls en de familie de Fleury (die er aanwezig zal blijven tot 1852).
1340
Agenten van de baljuw rijden uit om een aantal valsemunters bij Le Bézu te arresteren. Guilhem de Catala, Pierre de Palajan van Coustaussa zijn schuldig bevonden. Twee dames zijn medeplichtig, nl. Agnès Mayssène van Caderone en Brunissende de Gureyo. De valsemunters waren van adel en hadden Guillaume Servin vermoord.
1361-1362
Aragonese plunderaars onder leiding van Henri de Trastamare vernielen het oude Rhedae. Ze plunderen het mannenklooster van RLC en bombarderen het kruitmagazijn van de toren van de Salasso. De St. Johanneskerk wordt steen voor steen afgebroken. Zocht Hendrik van Trastamare een schat en welk ongeval deed zich voor bij het afbreken van de kerk?
1380
Het dorp wordt overvallen en geplunderd en de St.-Petruskerk wordt verwoest. Deze bevond zich waar nu zich nu de Rue St. Pierre bevindt.
1601
Jean de Malus publiceert ‘Avis des riches mines des monts Pyrénées’, een boek over de mijnen in de streek.
1627
Onderzoek naar de mijnen van de Languedoc door Martine de Bertereau en haar man Jean du Châtelet, in opdracht van Lodewijk XIII.
1633
Guillaume Catel publiceert een stukje over de mijnen in ‘Mémoires de l’histoire du Languedoc’.
1638
Nicolas Poussin (1594-1665) schildert ‘Les Bergers d’Arcadie’. Hij is dan 44 jaar. Dit schilderij meet 121 cm breed bij 85 cm hoog en staat centraal in de hele RLC-mythologie.
1644
François-Pierre d’Hautpoul, baron van Rennes-le-Château, zou een testament hebben laten registreren bij notaris Captier van Espéraza. Dit testament zou later zoekgeraakt zijn.
1645 of 1646
De herder Paris ontdekt per toeval de bergplaats van een schat. Spijtig dat hij nooit heeft kunnen zeggen waar het goud zich bevindt.
1665
Overlijden van de schilder Nicolas Poussin op 71-jarige leeftijd. Had hij een geheim?
1668
Cesar d’Arcons spreekt over de mijnen in ‘Du flux et reflux de la mer et des longitudes, avec des observations sur les mines de France’, Paris, 1667’.
1680 (3 april)
Overlijden van Nicolas Fouquet, minister van financiën onder Lodewijk XIV.
1685
het schilderij ‘Les Bergers d’Arcadie’ van Poussin maakt deel uit van de privéverzameling van Lodewijk XIV.
1695
Overlijden van Henri d’Hautpoul, de kleinzoon van François-Pierre Hautpoul.
1692
Colbert rust een ploeg uit om in de mijnen van de Aude gaan te werken. Liet hij mensen uit Zweden komen?
1709
Abbé Delmas schrijft in een manuscript over de ‘Antiquité des Bains de Montferrand, communément appelés Bains de Rennes’.
1732
Huwelijk van François d’Hautpoul met Marie de Nègre d’Ables. Moord op pastoor Bernard Mongé omwille van een pastorij in Niort-de-Saux. Deze moord vond plaats op 27 mei.
1734
Lamoignon de Basville schrijft over de mijnen van Rennes-le-Château.
1767
De familie de Fleury duikt op in Rennes-le-Château.
1774
Abbé Antoine Bigou komt aan in de gemeente om zijn oom Jean te vervangen.
1776
Jean Bigou is parochiepriester in Rennes-le-Château. Genssanne publiceert over de mijnen van de streek in ‘Histoire naturelle de la province du Languedoc’.
1778
Geboortejaar van Paul-Urbain, markies van Fleury.
1781
Overlijden van Marie de Nègre d’Ables op 17 januari, een datum die later een heel belangrijke rol zal spelen in wat we de Rennes-le-Château-mythologie of de hoax zullen noemen.
1791-1792
Abbé Jean Antoine Camp is nu pastoor van het dorp.
1792
Ten gevolge van de troebelen der Franse Revolutie neemt Antoine Bigou samen met andere pastoors uit de streek veiligheidshalve de benen naar Sabadell in Spanje. Hij weigert immers trouw te zweren aan de Republiek.
1794 (21 maart)
De 75 jaar oude Antoine Bigou sterft in Spanje en keert nooit terug naar Rennes-le-Château.
1803
Abbé Marsan is parochiepriester.
1805
Abbé Rouger wordt pastoor van het dorp.
1806
Er bestaat over het kerkhof van RLC een rapport met de volgende tekst: “reeds in 1806 liet het veel te wensen over, want iedere dag zie je er dieren grazen, door de omgevallen muur en omdat er geen poort is’.
1807
Parochierapport over de klokkentoren: ‘een deel van de klokkentoren stortte in en een som van 200 fr was nauwelijks genoeg voor de reparatie’.
1820
Abbé Sabarthes is nu pastoor van het dorp.
1823
Abbé Sadourny is nu de parochiepriester
1831
Uit het parochieregister: “het kerkhof zal omsloten zijn door vier muren met een afsluitbare deur en met een stenen kruis op een sokkel en twee treden in het midden van het kerkhof, maar er zijn geen paden”.
1832
Abbé Pagès is nu de parochiepastoor. Publicatie van ‘Voyage à Rennes-les-Bains’ door Labouisse-Rochefort.
1834
Abbé Blanc is nu pastoor van het dorp.
1836
Abbé Pons is nu parochiepriester
1838
Bij gelegenheid van de viering van het feest van de Koning op 1 mei brak de kerkklok.
1846
Een rapport over de kerkklok: Een toren, 2,78 vierkante meter, wordt gebruikt als klokkentoren, er zijn twee klokken, een van 350 kg, de andere 100 kg.
1851
De klok die in 1838 gebroken werd, wordt vervangen voor 200 Fr.
1852 (11 april)
Geboorte van Bérenger Saunière te Montazels (Aude). Hij was de oudste van 7 kinderen: 3 zonen, Alfred, Martial, Joseph, en 3 dochters Mathilde, Adeline, Marie-Louise. Hij was de zoon van Marguerite Hugues en Joseph Saunière (1823 tot 1906). Saunière’s vader baatte de lokale bloemmolen uit en was ook burgemeester van Montazels geweest (en rentmeester op het kasteel van de markies van Cazermajou). Zoon Alfred werd priester en zijn broer Joseph wilde graag dokter worden maar hij stierf reeds toen hij 25 was. Saunière zal onderwijs krijgen in de school van Saint Louis in Limoux, de kleine middelbare school van het seminarie in Carcassonne en zal in 1874 naar het grootseminarie gaan, een school voor priesteropleiding, eveneens in Carcassonne.
1853 (4 oktober)
Billard, die later de directe baas van Bérenger Saunière zal worden, wordt tot priester gewijd. Zijn eerste benoeming was priester van Sint Remy van Dieppe, daarna van de parochie Sint-Patrice in Rouen en uiteindelijk in de kathedraal van Rouen zelf. Hij werd bisschop van Narbonne; kanunnik en vicaris-generaal voordat hij benoemd werd tot bisschop van Carcassonne. Hij was de opvolger van bisschop Leuillieux.
1854
Publicatie van ‘Coupe géologique des environs des Bains de Rennes’, door Adolphe D’Archiac.
1860
Vondst van een goudstaaf van 50 kg door landbouwer Rougé bij Le Bézu.
1872
Dood van Jean Vié op 1 juli, de man was priester van Rennes-les-Bains. Henri Boudet wordt nu pastoor in Rennes-les-Bains.
1878
Alfred Saunière, de broer van Bérenger, wordt priester gewijd. Hij wordt assistent-priester in Alzonne.
1879
Abbé Cezac is parochiepriester in Rennes-le-Château. Alfred Saunière treedt in bij de Jezuïeten. Aangezien Jezuïeten geen les mochten geven, ging Alfred terug naar zijn diocees en werd tot leraar benoemd in de middelbare school van Narbonne. Bérenger Saunière wordt priester gewijd in juni 1879 en wordt hulppastoor in Alet-les-Bains van 16 juli 1879 tot juni 1882.
1880
In Rennes-le-Château wordt een neolithische begraafplaats ontdekt van ongeveer 3000 jaar oud.
1881
Abbé Mocquin is nu de parochiepriester in RLC. Op 17 februari wordt bisschop Felix Arsène Billard (geboren 23 oktober 1823) tot bisschop van Carcassonne benoemd.
1882
Van juni 1882 tot 1885 was Saunière priester in het dorpje Le Clat. Later in hetzelfde jaar wordt hij onderwijzer aan het seminarie van Narbonne. Hij zal er maar één maand blijven.
1883
Antoine Croc wordt benoemd tot priester van Rennes-le-Château. De klokkentoren moest gerepareerd worden omdat hij ‘aan vier kanten gebarsten was’.
1885
François Bérenger Saunière wordt pastoor in Rennes-le-Château. Hij werd op 1 juni 1885 aangesteld als pastoor van het dorpje met 200 à 300 inwoners. Daarmee werd hij de vervanger van de vorige priester, Antoine Croc, die er slechts drie jaar was geweest. Het politiek debat in Frankrijk in die tijd was of het land als een Republiek zou verder gaan of dat Frankrijk moest terugkeren naar de monarchie. De pro-katholieke monarchisten ondersteunden de katholieke Kerk, terwijl de republikeinen de scheiding tussen Kerk en Staat wilden handhaven. Tijdens de verkiezingen van oktober 1885 moest het volk een stem uitbrengen over deze kwestie. In een van zijn preken liet Bérenger sterk blijken dat hij tegen de Republikeinen was en trachtte hij zijn toehoorders over te halen om voor de monarchie te stemmen. Toen de lokale autoriteiten hier lucht van kregen eisten ze zijn ontslag. De bisschop van Carcassonne sloot een compromis waarbij Saunière vanaf januari 1886 enkele maanden naar een klein seminarie in Narbonne werd gestuurd waar hij de taak van surveillant op zich moest nemen. Er werden in die dagen nog drie andere priesters gestraft, er bestaat een brief van de bevoegde minister waarin hun namen worden gegeven: Tailhan, pastoor van Roullens, Jean, pastoor van Bourriège en Delmas, pastoor van Alet. (gepubliceerd in La Semaine Religieuse de Carcassonne van 12 december 1885). Toen hij pastoor werd in RLC waren zowel de kerk als de pastorij in verval, Saunière vond onderdak bij Alexandrine Marro die hem veel geld zou doen betalen hiervoor.
1886
Publicatie van het geheimzinnige boek ‘La vraie Langue Celtique et le Cromleck de Rennes-les-Bains’ door Henri Boudet. Saunière schiet alvast 518 goudfranken voor om de kerk van RLC te herstellen, ook al is zijn tegemoetkoming opgeschort. Men heeft steeds beweerd dat dit geld van de gravin van Chambord gekomen is, maar het zou ook een bedrag kunnen zijn dat door pastoor Pons werd nagelaten.
1887 (juli)
Bérenger Saunière is intussen opnieuw aangesteld als priester van RLC. Hij ziet hoe vervallen de kerk erbij ligt en maakt plannen om er wat werken uit te voeren. Er wordt door een zekere Georges Castex (Limoux) een bestek gemaakt van 2400 Franse franken om een aantal klussen uit te kunnen voeren aan gewelf, bogen en muren. Verder wilde hij schilderingen laten aanbrengen op de gewelven en muren. Er wordt verteld dat Saunière gedurende deze of andere werken documenten of schatten gevonden zou hebben, maar de verhalen lopen uiteen en niets hiervan is echt zeker, het enige zekere is dat een zekere Antoine Verdier hierover liegt, want hij werd pas in dit jaar geboren en kon dus niet aanwezig zijn geweest bij de werken (aldus Jean-Jacques Bédu). Wel zeker is dat Bérenger Saunière op een gegeven moment over hopen geld beschikt waarvan de herkomst – ook na zoveel jaren onderzoek – niet helemaal duidelijk is. Het dak wordt gerepareerd en het altaar ontmanteld. Hierbij zou Saunière afgedaald zijn in de crypte. Een factuur van het atelier Monna in Toulouse bewijst dat het nieuwe altaar 700 francs kostte, factuurdatum is 27 juli 1887. Elie Bot en zijn werklui zouden (in het bijzijn van een zoogzuster van Marie Denarnaud) een pot met blinkende munten gevonden hebben toen enkele stenen losraakten. Saunière stuurde iedereen weg om te schaften en haalde de ruimte leeg. Wat zou hij daar nog zoal gevonden hebben? Toen men vroeg wat er in de pot zat, zou hij gezegd hebben ‘dat het niets was dan Lourdesmedaillons, van generlei waarde’. Weldra bestelt hij nieuwe glas-in-loodramen bij het atelier van Pierre Henri Feur (1837-1925) in Bordeaux. Saunière betaalde hem af in vier schijven, waarbij de eerste betaling werd gedaan op 30 september 1887, de tweede op 12 april 1897, de derde op 26 april 1899 en de laatste op 7 januari 1900.
1888
Eerste reparaties in de kerk met de 600 fr. die pastoor Pons ooit aan de gemeente had nagelaten. Saunière zal van de gemeente nog een bijkomende lening krijgen van 1400 fr. Tien kerkbanken worden bijbesteld. Kosten: 800 francs.
1889
De niet meer gebruikte preekstoel is verhuisd. Maar pas in 1891 zal er een nieuwe komen. Op 1 juli 1889 komt Mgr. Billard, de bisschop van Carcassonne, op bezoek in de parochie om de plechtige communie te vieren met de kinderen.
1890
Saunière krijgt ook de parochie van het nabijgelegen dorpje Antugnac erbij. Nu moest hij ook nog iedere zondag vijf kilometer wandelen om er de mis te gaan doen.
1891
Gaudissard wordt tot priester benoemd in Antugnac. Vanaf 12 juni van dit jaar hoeft Saunière er niet meer heen om de mis te doen. In zijn dagboek schrijft Saunière op 21 september dat hij een tombe gevonden heeft. In dit jaar zou Saunière een stukje grond gekocht hebben naast de pastorij om er de Villa Bethania op te bouwen (Lincoln H., De Gewijde Vijfhoek, 1998, p. 152). Werken in de Kerk en misschien de vondst van perkamenten. 21 juni: Saunière bestelt de preekstoel en een reliëf om boven de ingang van de kerk te hangen. De wapens van bisschop Billard en paus Leo XIII worden aangebracht. De ‘Visigotische’ pilaar wordt ondersteboven in de kerktuin gezet en er komt een Mariabeeld bovenop te staan. 29 september: Etentje bij Gélis thuis, samen met Saunière, Boudet en Cros (de secretaris van Billard, overgenomen door de nieuwe bisschop De Beauséjour). Er zou gepraat zijn over documenten die Cros heeft meegebracht van de bisschop. In zijn dagboek schrijft Saunière op deze dag “ Vu curé of Névian chez Gélis. Chez Carrière: Vu Cros et Secret”. Hij wist dat Cros de secretaris was van de bisschop dus waarom ‘secret’ schrijven als afkorting van ‘secretaire’? 20 oktober: Saunière betaalt 750 fr. voor de preekstoel. Ook het driehoekig reliëf dat boven de kerkpoort komt wordt op deze dag vereffend (150 fr.). Saunière zet zijn werken voort, ook al weet hij niet hoe hij de van de gemeente geleende 1400 fr. zal gaan terugbetalen. 23 oktober: Saunière schrijft in zijn dagboek: ‘Nettoyage du cimetière’ (poetsen of opruimen van het kerkhof). De burgemeester van Rennes-le-Château is overleden, dus misschien was dat de reden, hij zou er uiteraard ook begraven worden. 29 oktober: Saunière herhaalt de tekst van 23 oktober. Weer werk op het kerkhof. Bisschop Billard krijgt volgens het testament van Rose Denise Marguerite Victorine Sabatier van Coursan een erfenis van maar liefst 1.200.000 fr. Het was ook een belangrijk jaar voor het occultisme in het algemeen. Blavatsky stierf in 1891, Papus werd grootmeester van de Martinisten, in Parijs werd de Loge Ahathor van de Golden Dawn opgericht, waar Jules Bois lid van zou worden. Joséphin Péladan richt 23 augustus 1891 de orde van de Tempel en het katholieke rozenkruis op.
1892
Marie Denarnaud (1868-1953) komt aan in Rennes-le-Château en wordt de meid van pastoor Saunière.
1893
Bisschop Billard koopt de kerk van Notre Dame de Marceille bij Limoux. Saunière begint de missen bij te houden in een notitieboekje. Saunière begint ook met het bouwen van de grot. Na drie weken Parijs gaat Saunière verslag uitbrengen bij bisschop Billard in Carcassonne, hij ontvangt er ook 2000 fr. Hij zal de 1400 fr. aan de burgemeester terugbetalen en zeggen dat hij de documenten verkocht heeft (De Sède, Le trésor maudit de RLC).
1894
De smeedijzeren hekken worden door Charles Dénarnaud bij de ingang van het kerkhof geplaatst. Het hekwerk woog 214 kilo en de kosten bedroegen 22080 fr. Terzelfdertijd werd er een smeedijzeren omheining geplaatst om de tuinen af te sluiten, wat in totaal 93738 fr. kostte. Saunière voegt nog zaken toe aan het kerkhof en de kerk, zoals een sacristie en een geheime kamer.
1895
Bewezen klacht bij de politie op 12 en 14 maart over nachtlawaai op het kerkhof. Saunière en Marie Denarnaud bevinden zich ’s nachts op het kerkhof en maken nogal wat lawaai. Juli: Saunière dient zelf klacht in bij de politie omdat mensen zijn grond betreden hebben naar aanleiding van een brand in een schuur dichtbij de kerk. Om bij het water in de ondergrondse citerne te kunnen geraken zagen de brandweerlieden zich door de afwezigheid van de pastoor verplicht de deur open te breken.
1896
Saunière begint op eigen kosten de kerk van RLC te equiperen, dak en gewelf zijn aan de beurt en ook de zwart met witte tegels die er nu nog liggen. Ook het geheime kamertje verborgen achter een kast in de sacristie wordt in deze periode gebouwd. De pastorij wordt tussen mei en juni ingericht. Georges Castex heeft de leiding over de zeven arbeiders die voor de taak werden aangeworven. Totale kosten: 97640 fr. H. Giscard, die in Toulouse zijn bedrijf oprichtte in 1885 en er verschillende van zijn familieleden tewerkstelde, reisde naar Rennes-le-Château om er in de pastorij met Saunière de kerkinrichting te bespreken. In het contract van 20 november 1896 tussen H.Giscard uit Toulouse en Saunière staat opgenomen voor de som van 2500 fr., betaalbaar in jaarlijkse afbetalingen van 500 fr. vanaf eind 1897 dat Giscard de beelden binnen vier maand zal leveren in het station van Couiza Montazels:
– Het Fleury tableau van drie meter doorsnee met de tekst ‘venez à moi etc.’ in laag reliëf.
– Een kruisweg in klei (14 staties) in hoog reliëf. We weten dat er in de kerk van Mouthoumet een gelijkaardige kruisweg hangt, waarvoor dezelfde mallen gebruikt zijn. Er zijn verschillen in kleur en schildering (zoals de maan in statie 14), maar niet in reliëf.
– Een beeld van Johannes de Doper in klei van ongeveer twee meter hoog.
– Zeven beelden, allemaal in klei en ongeveer 1,30 m hoog. De moeder Maria met het kindje Jezus, St. Jozef met het kindje Jezus, St. Antonius van Padua met kindje Jezus op het boek staand, de Heilige Maria Magdalena, patrones van de parochiekerk, de kluizenaar St.Antonius. De Heilige Germaine met twee lammetjes en St.Roch.
– Zes sokkels die overeenkomen met de beelden. Vier met twee engelenkopjes, twee met één engelenkop.
Een zevende sokkel met vier staande engelen.
– Twee pinakels (torentjes) in Romaanse stijl.
– Drie andere kleine beelden van elk 70 cm, niet meer en niet minder, extra rijk gedecoreerd. Alles moest met olie geschilderd, zodat ze herhaaldelijk wassen konden verdragen.
Mr. Giscard stuurt op eigen kosten een werkman om het Fleury Tableau te installeren. Van zijn kant engageert Saunière zich om ieder jaar 500 fr. af te betalen, van eind december 1896 tot september 1900? Giscard zou alle transportkosten betalen tot Couiza, Saunière stond in voor het transport van het station tot Rennes-le-Château en voor de voeding en overnachting van de werkman/installateur. Indien Saunière voortijdig zou overlijden, had Giscard het recht om eventuele niet-betaalde objecten weer op te halen en uit de kerk te verwijderen tenzij de gemeente het geld op tafel zou leggen. In het contract is er geen vermelding van het standbeeld van de duivel (Asmodeus?).
1897
Kerk en Calvarie zijn afgewerkt. Dit is het jaar dat Saunière begint met zijn lange wandelingen in de omgeving. Gedurende twee jaar (tot in 1899 dus) zal hij ook veel naar (voor ons) onbekende plaatsen gaan. Het is ook het laatste jaar dat Saunière nog een brief schrijft naar zijn collega Boudet, die gewoon antwoordt met een kaart. De correspondentie tussen hen beiden valt stil. Saunière begint opnieuw met inrichting van de kerk: de meeste belangrijke objecten en versieringen zullen dit jaar klaar geraken. Op 8 februari worden door Charles Dénarnaud smeedijzeren armencollectebussen gemaakt. Dat lijkt veel voor zo’n klein kerkje. Een factuur van Faraco gedateerd op 21 mei laat zien dat Saunière twee kelken ontving voor 317 fr. 12 april: Saunière betaalt de tweede termijn aan Feur van Bordeaux voor het glas-in-loodramen die hij in September geïnstalleerd heeft. 25 mei: factuur van Castex voor de schilderwerken, decoraties en versieringen van de kerkmuren en plafonds ten belope van 90570 fr. 31 mei: een factuur van 147 fr. voor de installatiekosten van het smeedijzeren hekwerk rond de doopvonten. Op 6 juni werden de kerk en de tuinen officieel geopend in het bijzijn van de bisschop van Carcassonne, Mgr. Felix Arsène Billard (1829-1901), het was dan ook Pinksteren. Saunière zal op de sokkel van het Calvariekruis een gedenkplaat laten aanbrengen. De kerk was zo goed als klaar. 31 juni: Saunière ontvangt een factuur van 2929 fr. voor het Fleury Tableau (middenstuk). De Kruiswegstaties. De heiligenbeelden. Het wijwatervat (met het beeld van Asmodeus eronder en de vier engelen erboven). Dit was nog een extra toevoeging aan de objecten die in het contract vermeld staan. De aanvankelijke contractprijs bedroeg 25.000 fr., dus er waren andere kosten toegevoegd. Het wijwatervat kostte 429 fr. Dan waren er nog verschillende objecten: 14 haken om de kruiswegstaties aan de muur te bevestigen en nog andere haken. Een smeedijzeren versierend hek in de kerk, vermoedelijk om de omgeving van het altaar te scheiden van het publiek gedeelte met zitbanken. Bijkomende werken. Levering van de deuren naar de volière, geproduceerd door Marechal-Ferrand. Huishoudobjecten, installatie van vier beugels met rollen op het kruis. Terwijl het werk aan de pastorij werd voortgezet werden er vijf openingen gemaakt voor de ramen. Ook in de kerk kwamen er raamkozijnen. De totale kosten voor deze verschillende zaken beliepen 42556 fr. De herinrichting van de consistoriekamer wordt afgewerkt met de toevoeging van eiken meubelen en enkele kasten. Het is door deze kast dat er een verborgen deur naar de geheime kamer leidt. De factuur voor dit werk is gedateerd op 31 oktober en de kostprijs bedroeg 1050 fr. 31 oktober – 1 november (’s nachts): de geheimzinnige moord op Abbé Gélis van Coustaussa. De man is er dertig jaar pastoor geweest maar werd die nacht in zijn pastorij vermoord. Het is onduidelijk wie de dader geweest kan zijn. Er is onderzoek gedaan naar een zekere Joseph Pagels, maar hij werd nooit veroordeeld. 6 december: Een factuur van Oscar Villa van 60 fr. voor het doopvont. 31 december: Opnieuw een factuur, van 35950 fr. ditmaal. Saunière had verschillende accessoires voor het altaar besteld, alsook priestergewaden om zijn plichten te vervullen. Deze waren besteld bij Daban.
1898 (26 april)
Saunière betaalt de factuur van de derde afbetaling aan Feur uit Bordeaux voor de ramen die in september 1887 zijn geplaatst. Mgr. Felix Arsène Billard, sinds 1881 bisschop van Carcassonne, raakt verlamd door een toeval. Hij wordt toevertrouwd aan de goede zorgen van de zusters van het klooster van Prouille, waar hij een belangrijke rol had gespeeld i.v.m. de restoratie en de eerste steenlegging van de basiliek aldaar. Het klooster was immers vernield gedurende de Franse Revolutie en had tussen 1792 en 1880 zo’n 100 jaar leeggestaan. Saunière koopt in dit jaar enkele stukken land tussen de pastorij en de kerk waarop hij zijn domein verder wil uitbouwen. Alle aankopen gebeuren op naam van Marie Dénarnaud. In totaal gaat het om vijf stukjes land: op 22 oktober het eerste (registratienummer 576, prijs 200 fr.), op 27 april het tweede (registratienummer 581, prijs 300 fr.), op 20 juli het derde (registratienummer 582, prijs 200 fr.), op 16 augustus het vierde (registratienummer 583, prijs 110 fr.) en tenslotte op 5 juni 1900 het vijfde en laatste (registratienummer 593, prijs 100 fr.). Saunière was nu in staat om zijn domein verder uit te bouwen.
1900 (januari)
Saunière maakt een catalogus op van zijn 377 boeken van alle genres. Op 7 januari betaalt Saunière de vierde en laatste termijn aan Feur van Bordeaux voor de glas-inloodramen die in september 1887 geïnstalleerd werden, wat het totaal op 1350 fr. brengt. Saunière schenkt aan Tiburce Caminade, de architect die hem raad gaf bij de restauratie van de kerk en die ook de plannen zal tekenen voor de villa Bethanie en het domein, een mooi houten beeld. Het beeld kost 245 fr. Ook koopt hij in dit jaar een stukje grond om de Tour Magdala op te zetten.
1901
De architect voor de grote bouwplannen zou opnieuw Tiburce Caminade worden. Deze architect fungeerde soms als tussenpersoon tussen Saunière en de leveranciers. Tussen 1901 en 1904 zou Caminade in totaal een som van 2800 fr. ontvangen, betaald in 14 termijnen. Elie Bot zou de aannemer worden, hij stelde 17 arbeiders tewerk en ze werden allemaal gevoed door Saunière. De stenen werden gezaagd in St.Sauveur en moesten op ezels naar het dorp bovenop de berg vervoerd worden. Het eerste bouwwerk dat aan de beurt kwam was de Villa Bethania. Er wordt gezegd dat Saunière er een rusthuis voor bejaarde priesters van zijn bisdom van wilde maken, maar dit is in werkelijkheid nooit gebeurd. Januari 1901: de pastoor is (volgens zijn eigen in 2004 weergevonden notaboekjes) redelijk rijk. Hij heeft een positief saldo van 20.000 fr. deze maand. Februari: de 20.000 fr. worden afgeboekt zonder enige uitleg. 2 of 3 december: overlijden van bisschop Billard in het klooster van Prouille.
1902
De opvolger van Mgr. Billard is Mgr. Paul-Félix Beuvain de Beauséjour. Deze zal een onderzoek laten instellen naar de uitgaven en inkomsten van Saunière. 20 mei: Saunière koopt een zesde stuk grond in Rennes-le-Château (registratienummer 613, prijs: 600 fr.). 8 juli : Saunière ontvangt – op naam van Marie Dénarnaud – een factuur van Joseph Fabre uit Dourgne van 41250 fr. Deze is voor het leggen van het dak van de Villa Bethanie.
1903
Brand in villa? Octonovo is een onderzoeker en auteur over Rennes-le-Château. Hij vond de notaboekjes van Saunière die zijn boekhouding bevatten (1897-1915) en een lijst van zijn correspondentie (1896-1915). Volgens deze man zou er een brand gewoed hebben in de nog niet afgewerkte villa en Saunière zou vervolgens de politie hebben verwittigd. In 1903 wordt paus Leo XIII, die stierf op 20 juli 1903 op 93-jarige leeftijd, opgevolgd door Pius X.
1905
Begin van de financiële tekorten. De werken blijven geld kosten en het geld is bijna op. De villa is dit jaar zo goed als af. M. Elie Tisseyre bezoekt op 25 juni het dorp en heeft een tekening gemaakt van de grafsteen van Marie de Nègre D’Ables. Echter niet van de liggende, maar alleen van de staande steen, die nu in het museum hangt. 9 september: Zijn ziek geworden broer, Alfred Saunière, keert terug naar Montazels en overlijdt daar.
1906 (12 september)
Saunière ontvangt een factuur van een zekere Gélis (een andere dan de vermoorde priester uit Coustaussa) die het stuk grond aan de voorkant van de villa van een woestenij herschapen heeft in een mooie bloementuin met struiken en bomen, waaronder enkele palmen. 2 oktober: Een rekening van 500 fr. van Matthieu Mestre uit Limoux, voor de aankoop van meubels voor de villa Bethania. Jean Rivière wordt priester in Espéraza. Het is ook in 1906 dat het fameuze artikel van Elie Tisseyre verschijnt in nr. 17 van het ‘Bulletin de la Société d’Etudes Scientifiques de l’Aude (SESA) over hun bezoek aan het kerkhof van Rennes-le-Château op 25 juni 1905. In het tijdschrift staat duidelijk een tekening van de grafsteen die nu in het museum hangt, maar niet van de liggende steen, waarvan nochtans iedereen beweert dat hij in dit tijdschrift zou staan. Het zou van deze niet-gepubliceerde liggende steen zijn dat Saunière de inscripties heeft uitgewist om het spoor bijster te maken voor anderen. Denkelijk klopt dit verhaal niet en heeft deze steen nooit bestaan.
1907 (15 april)
Saunière tekent voor de pastorie een vijfjarig contract met burgemeester Victor Rivière. Saunière zal in de eerste 15 dagen van mei een jaarlijkse huur van 20 frank betalen aan de gemeente. Saunière zal ook verantwoordelijk zijn voor de betaling van om het even welke herstellingswerken die noodzakelijk zijn. Saunière en Marie Dénarnaud stellen elk een testament op, waarbij ze alles nalaten aan de langstlevende van het koppel. Indien één van hen beiden sterft, is de toekomst van de ander gered. Saunière begint nog intensiever magazines, postkaarten en postzegels te verzamelen. Op 16 februari geeft Saunière 186 fr. uit aan voedsel van Defretin-Séverin in Lille. Op 9 april wordt er 625,45 fr. uitgegeven in de bakkerij J. Camredon van Couiza. Leden van de Société d’Etudes Scientifiques de l’Aude bezoeken Rennes-le-Château en Antoine Fagès schrijft een soort rapport in zijn boek, ‘Un Ossuaire prehistorique à Rennes-le-Château’.
1908
In januari van dit jaar wil De Beauséjour hem naar de parochie Coustauge sturen, Saunière protesteert. Hij schrijft een brief dat hij omwille van zijn belangen RLC niet kan verlaten. Als hij naar Carcassonne moet gaan meldt hij zich ziek bij dr. Rocher. 19 augustus: leden van de Société d’Etudes Scientifiques de l’Aude brengen voor de tweede maal een bezoek aan RLC, nadat ze eerst door Rennes-les-Bains en Espéraza gekomen zijn beklimmen ze de heuvel om aan het dorpje te geraken. Antoine Fagès, auteur van ‘De Campagne-les-Bains a Rennesle-Chateau’ rapporteert dat hij met Saunière gesproken heeft over de pilaar waarop een beeld van O.L.V. van Lourdes stond, en dat Saunière hem verteld had dat de pilaar ooit deel had uitgemaakt van het kerkaltaar. Saunière vertelde Antoine dat het oude altaar werd gevormd door een grote in de wand verzonken platte steen waarvan de voorkant ondersteund werd door twee stenen pilaren, één met een glad oppervlak en de andere gebeeldhouwd met versieringen. Bij werken aan het altaar werd ook een platte steen in de vloer opgetild (deze bleek ook gebeeldhouwd te zijn en werd ‘La Dalle des Chevaliers’ genoemd omdat sommigen dachten dat er twee tempelridders op één paard op afgebeeld staan. Dit blijft echter open voor interpretatie).
1909
De kloof tussen bisschop de Beauséjour en Saunière verdiept zich, de bisschop verliest zijn geduld en Saunière wordt vervangen door een nieuwe priester, Abbé Marty. Dit is het jaar dat de Beauséjour hem zal beschuldigen van bedrog met missen. Zelf wordt Saunière op 22 januari 1909 tot pastoor van Coustouge benoemd. Doordat Saunière nog steeds in de pastorij zit moet Marty onderdak zoeken in een nabijgelegen dorp. Als hij dan in de kerk aankwam, na een lange wandeling bergop, zag hij meestal dat er niemand zat. De dorpelingen meden de nieuwe priester en bezochten daarentegen de tijdelijke kapel die Saunière had gemaakt in de Villa Bethania. Het was hier dat Saunière de mis zou opdragen aan de dorpelingen, zodat pastoor Marty achterbleef met een lege kerk. Waarschijnlijk is de man na een tijdje weggebleven, want wie zou er elke zondag zo’n zinloze wandeling bergop willen ondernemen indien het een totaal tijdverlies betreft?
1910
Schorsing van Saunière. Hij wordt door Rome uit zijn ambt geschorst. Dit heet SUSPENS A DIVINIS en betekent dat hij geen missen meer mag opdragen en geen sacramenten meer mag toedienen.
1911
Proces waarbij er opheldering wordt gevraagd betreffende de inkomsten en uitgaven van de pastoor. Saunière is in beroep gegaan in Rome, zijn advocaat is kanunnik Huguet van het diocees Agen. Saunière gaat een lening aan bij Crédit Foncier en wil een deel van zijn goederen verkopen. Hij schrijft op 8 april 1911 een brief waarin hij volhoudt dat hij geen bedeladvertenties heeft geplaatst om hem geld op te leveren. Volgens Descadeillas zou Saunière zo’n 23079455 Fr. bijeen gekregen hebben op 20 jaar tijd (zegt De Sède in 1988, p. 168). De Sède begint dan een hele calculatie om dit idee van Descadeillas te weerleggen: Saunière zou nooit tijd gehad hebben om zoveel antwoorden en brieven te schrijven.
1913
Krijgt Saunière gelijk in Rome?
1915
Een brand verwoest gedeeltelijk het kasteel van Hautpoul. Een tegenonderzoek uit Rome zorgt voor een definitieve schorsing van Saunière. Pastoor Henri Marty wordt aangesteld als zijn opvolger. Onbetaalde factuur van de meubelmaker. Op 1 februari werd pastoor Rescanière van Rennes-lesBains vermoord.
1917 (5 januari)
Saunière ondertekent het bestek van Elie Bot voor de geplande werken van 8 miljoen F. (De Sède, 1988, p. 76). Op 17 januari wordt Saunière onwel (coup de sang, hémorragie cérébrale, hersenbloeding?) bij Tour Magdala en komt ziek in bed te liggen. Hij blijft bedlegerig tot zijn overlijden op 22 januari. Hij is dan 65 jaar oud.
1928
Vondst van een gedeeltelijk gesmolten beeld uit puur goud, bij de Ruisseau des Couleurs.
1930
In dit jaar zouden volgens de Sède de tussen 1915-1917 getekende plannen van architect Caminade verdwijnen. Zijn ze gestolen?
1937
Pierre Plantard (geboren op 18 maart 1920) trachtte een licht antisemitische en antimaçonnieke organisatie op te richten met als doel Frankrijk ‘te zuiveren en te vernieuwen’, wat door de Franse autoriteiten niet werd ondersteund. Plantard gebruikte het pseudoniem ‘Varans Vincent’ of ‘Varrans de Verrestra’.
1942- 1943
In Vichy-Frankrijk werd een serie van nieuwsbrieven uitgegeven, getiteld ‘VAINCRE’ uitgegeven door ‘Pierre van Frankrijk’ (Pierre Plantard). Deze publicaties werden verondersteld uitgaven te zijn van een organisatie die zich ‘Alpha Galates’ noemt (de eerste Galliërs).
1946
De familie Corbu kocht het domein van Saunière en ging er wonen met Marie Denarnaud, de voormalige huishoudster van pastoor Saunière.
1947
De familie Fatin koopt het kasteel van Hautpoul. In ditzelfde jaar wordt door Pierre Plantard en zijn moeder de LATIJNSE ACADEMIE gevormd. Het doel hiervan was niet nader gedefinieerd: ‘wetenschappelijk onderzoek’.
1953
Overlijden van Marie Denarnaud.
1955
Noel Corbu opent het domein als hotel-restaurant en onderhoudt de gasten met een verhaal over pastoor Saunière, dat werd samengesteld uit herinneringen van dorpelingen en de papieren van Saunière zelf. Volgens Claire Corbu, de dochter van Noël, was het in deze periode (1955-1956) dat haar vader voor het eerst een verhaal op cassette opnam over de schat van Rennes-le-Château.
1956 (januari)
Er worden in de Depêche du Midi artikels gepubliceerd over de buitengewone rijkdom van pastoor Saunière, en een interview met Noël Corbu. Versies van deze artikels werden in Parijse tijdschriften en buitenlandse publicaties gezet. Dit leidde tot een grote toename van het aantal bezoekers aan het hotel-restaurant. Ook beroemdheden en de eerste lichting schattenjagers, zoals Robert Charroux, kwamen in de lente van 1956 op bezoek (M. Malacan, een dokter, M. Brunon, opticien, M.Despeyronat, radiësthesist en M. Descadeillas van de bibliotheek van Carcassonne). Charroux publiceerde een boek in 1962 (Trésors du Monde) waarin hij melding maakte van het verhaal van Corbu. René Descadeillas en zijn vrienden graven in de tuin van Saunière 3 half ontbonden en in uniform geklede lijken en enkele artefacten op (zie De Sède, Le trésor maudit de RLC, pp. 166-167). Ook is er een televisieprogramma met het verhaal over Saunière. De statuten van de Priorij van Sion worden neergelegd bij de Onderprefectuur van Saint-Julie-en-Genevoise. Plantard werkte toen als technisch tekenaar voor Chanovin. Hij woonde in Gebouw B, Sous-Cassan, 74100 Annemasse, Haute-Savoie. Het tijdschrift ‘Circuit’ (in verband met het recht op goedkoop wonen) wordt gepubliceerd. 25 juni: officiële aankondiging van de oprichting van de Priorij van Sion, in het ‘Journal Officiel de la Rèpublique Française’ (soort Staatsblad).
1957
De Priorij van Sion wordt opgeheven. André Bonhomme (President), Jean Deleaval (VicePresident) en Armand Defago (Schatbewaarder) gaan elk hun eigen weg. Pierre Plantard zou de organisatie opnieuw opgericht hebben, maar er is geen onafhankelijk bewijs hiervan.
1958
De krant Le Monde publiceert op 5 juni, 8-9 juli en 29 juli over de betrokkenheid van Plantard bij de Comités van Openbare Veiligheid, bekend als het ‘Centraal Comité van Openbare Veiligheid’, waarbij het de schuilnaam ‘Captain Way’ gebruikte. Het enige bewijs hiervan komt uit artikels die anoniem aan de krant werden overgemaakt, hoogst waarschijnlijk door Pierre Plantard zelf.
1959
Tweede serie van de krant CIRCUIT, ondergetiteld ‘Het Culturele Tijdschrift van de Federatie van Franse Strijdkrachten’. De inhoud van de krant was gewijd aan de herinvoering van de monarchie in Frankrijk.
1960
In de lente volgt de zogenaamde aanslag op een functionaris/onderzoeker (M.J. Cholley) uit Parijs. Hij verdwijnt met de noorderzon, de schrik zat er goed in (zie De Sède, Le trésor maudit de RLC, p. 167-168; De Sède, 1988, p. 83).
1961
Pierre Plantard, “Vergelijkende Tabellen van Sociale Lasten in het land van de ‘Eengemaakte Markt’. Het lettertype op de cover was identiek aan dat van de Priorij-documenten die werden toegeschreven aan Henri Lobineau. In hetzelfde jaar ook ‘Gisors en zijn geheim’ van Pierre Plantard. De tekst bevatte een genealogie en beweerde dat de Priorij van Sion reeds in Jeruzalem bestond ten tijde van de kruistochten. Plantard leefde op dat moment op de Avenue Victor Hugo nr. 35 in Parijs.
1962
René Descadeillas, een historicus uit de streek, onderzoekt de vermeende Rennes-le-Châteaumysterie en publiceert ‘Notice sur Rennes-le-Château’. In hetzelfde jaar ziet het werk van Gérard de Sède, Les Templiers Sont Parmi Nous, het licht. Dit betekent ook voor Pierre Plantard een echte doorbraak: hij zit nu middenin het Gisors-mysterie en de historische fictie van de Priorij van Sion. Hij presenteert zichzelf als expert en autoriteit. Er wordt in het boek van De Sède naar Plantard verwezen als zijnde een ‘hermetist’ die het thema van de schat van Gisors en de astrologie bespeelt. In hetzelfde jaar publiceert Robert Charroux zijn bekende werk Treasures of the World, dat een paar hoofdstukken bevat die gewijd zijn aan Bérenger Saunière en de Tempelorde. Er wordt in die tekst ook verwezen naar een schilderij van Sint Célestinus waar deze in aanbidding neerknielt voor een lichtende verschijning die in het midden het word ‘Veritas’ draagt (Plantard wilde de Priorij van Sion met het word Veritas en de Rozenkruisers verbinden.
1964
Op 17 januari werd er in het hotel van Noël Corbu in Rennes-le-Château een bijeenkomst gehouden waarbij Plantard sprak over politieke thema’s en symbolieken. De Sède zou in dit jaar kopieën gezien hebben van de perkamenten van Saunière.
1965
Op 17 januari weer een bijeenkomst in Rennes-le-Château, waar Plantard spreekt over het thema ‘de zin van het leven, leven na de dood?’, het succes van het christendom; de hypocrisie van de katholieke Kerk. In dit jaar verkopen Noël Corbu en zijn familie het domein in Rennes-le-Château aan een zekere Henri Buthion, ze verlaten het dorp. Ook verschijnt het vermeende werk van Madeleine Blancassall, Les Descendants Mérovingiens, weer een Priorij-document. Hier beschrijft Plantard het verschijnen van de perkamenten die zogezegd door Saunière werden ontdekt, waarbij hij dit document doet lijken op de maçonnieke mythe van kennis die in twee pilaren wordt bewaard (dit werd origineel ook door Noël Corbu verteld, en uitgebuit door Plantard). Dit document verwees ook naar de H.Antonius-connectie, en naar de ‘Et In Arcadia Ego/Reddis Cellis’ grafsteen van Marie de Nègre d’Ables.
1966
Antoine Verdier getuigt in dit jaar dat hij als kind, samen met zijn vriendje Rousset, Saunière geholpen heeft met een klus in de kerk tijdens de verbouwingen. In de herfst van dit jaar hebben heel wat geleerden, waaronder Mgr. Boyer, vicaris-generaal van het bisdom van Carcassonne, en mr. Descadeillas, conservator van de stadsbibliotheek in Carcassonne, een reisje ondernomen. Het doel was een schilderij te komen bekijken van ‘Le Christ au Lièvre’ in de kerk van Rennes-les-Bains. In 1966 verscheen ook Le trésor cathare van Gerard De Sède en een Priorij-document getiteld ‘Faisons le Point’ en toegeschreven aan Lionel Burrus. Hierin wordt voor het eerst melding gemaakt van Château de Barberie, zogezegd het oorspronkelijke en verwoeste verblijf van de familie Plantard. In werkelijkheid was de familie Plantard niet van adel en kwam ze uit Groot-Brittannië. In 1966 ook is er een poging het graf van Bérenger Saunière te schenden (Lincoln, De Gewijde Driehoek, p. 37).
1967 (20 februari)
Het onthoofde lijk van Fakhar ul-Islam wordt te Melun gevonden. Plantard zal doen alsof het iets met zijn geheime stambomen te maken heeft. In de Dossiers Secrets d’Henri Lobineau verschijnt er nu een lijst van de grootmeesters van de Priorij van Sion. In ‘L’Or de Rennes’ van Gérard de Sède wordt het verband gelegd tussen de Priorij van Sion en Bérenger Saunière. De zogenaamd door Saunière ontdekte documenten worden in deze uitgave wereldkundig gemaakt. Ook wordt nu beweerd dat Saunière zich interesseerde voor schilderijen van Poussin en Teniers. In dit boekje eveneens een tekening van de Steen van Coumesourde, waarvan beweerd wordt dat dit artefact ontdekt zou zijn door Ernest Cros.
1968 (20 mei)
Noël Corbu, laatste eigenaar van het domein en de papieren van Saunière, komt op gewelddadige wijze om het leven door een auto-ongeluk ergens tussen Castelnaudary en Carcassonne, Corbu werd onherkenbaar verminkt uit het wrak van zijn Renault 16 gehaald. De Sède insinueert dat het opzet geweest zou kunnen zijn.
1968 (18 juni)
Ongeval van Mgr. Boyer, hij bracht het er levend vanaf, maar had een zwaar auto-ongeval nabij Carcassonne, op de zgn. Duivelsberg (Pont du Diable). Zijn opvolger op het domein is Henri Buthion. De opgravingen in Rennes-leChâteau worden verboden door een gemeentelijk besluit. 1970, kerstmis: Henry Lincoln houdt een gesprek met Paul Johnstone van Chronicles (een BBC-serie) en het plan rijpt om iets te doen rond RLC. Ze gaan naar Parijs. Henry ontmoet Gérard de Sède in de Deux Magots Bar in Parijs, vlakbij St.-Sulpice. Een dag later spreken zij opnieuw af, ditmaal in het bijzijn van Paul Johnstone, en eten in de ‘Red Lion’ op de Champs Elysées.
1971 (februari)
Henry Lincoln maakt opnames in RLC, hij ontmoet er Henri Buthion. Ook in maart van dat jaar wordt er gefilmd (Lincoln H., De Gewijde Driehoek, 1998, p. 53). Door de beslissing er een heel programma van Chronicle aan te wijden zal er ook in september in RLC gefilmd worden.
1973
André Bonhomme, voormalige president van de Priorij van Sion, heeft officieel zijn ontslag aangekondigd bij de Onderprefectuur van Saint-Julien-en-Genevoise, nadat hij via de media ontdekt had welke activiteiten Plantard ondernomen had vanaf 1957. Half april 1973 krijgt Henry Lincoln een brief van Gérard de Sède, die vrij boos was omdat hij werd weggelaten uit de eerste film over RLC. De Sède beweert nu een Visigotische schat gevonden te hebben en daar foto’s van te hebben. Lincoln gaat er naar eigen zeggen niet op in en De Sède laat de foto’s in Charivari nr. 18, Parijs, oktober-december 1973, publiceren met een artikel van Jean-Luc Chaumeil. Het blijkt dan bedrog te zijn: de foto’s tonen een vondst van een Visigotische schat in Petroassa (Roemenië).
1978
Pierre Plantard schrijft het voorwoord bij een facsimile uitgave van ‘La vraie langue Celtique’ van Henri Boudet en vertelt daar dat Boudet de inspiratiebron was achter des activiteiten van Saunière.
1979
Pierre Plantard doet een gastoptreden in de BBC2 CHRONICLE televisiedocumentaire ‘The Shadow of the Templars’ (uitgezonden op 27 november) en gepresenteerd door Henry Lincoln.
1981 (2 maart)
Presidentskandidaat François Mitterrand brengt een bezoek aan Rennes-le-Château.
1982
Pierre Plantard geeft in een radio-interview op ‘France-Inter’ antwoord op de publicatie van ‘Holy Blood, Holy Grail’ van Michael Baigent, Henry Lincoln en Richard Leigh.
1984
Pierre Plantard zegt dat hij op 10 juli van dat jaar ontslagen is uit de Priorij van Sion.
1985
Publicatie van ‘Histoire du trésor de Rennes-le-Château’ door Pierre Jarnac.
1989
De tombe van Les Pontils aan het kruispunt van Arques: na een ontheiliging van de begraafplaats heeft de eigenaar van het land het graf eigenhandig afgebroken omdat schattenjagers dynamiet hadden gebruikt om het graf open te breken.
1992
Zware overstroming te Rennes-les-Bains. In een paar uur tijd steeg het waterniveau van de rivier van acht centimeter naar acht meter. De begraafplaats achter de dorpskerk werd verwoest. De zijkant werd van de Thermes Romains (oorspronkelijk Victoriaans hotel) gerukt, evenals van vele andere gebouwen. Het hotel is zijn vervallen sfeer kwijt, en is flink gemoderniseerd. (Lincoln H., De Gewijde Driehoek, 1998, p. 42, voetnoot).
1994
Villa Bethania en Tour Magdala worden verkocht. (HBHG, p. 27).
1996
Ingrijpende restauratie van Villa Bethania en Tour Magdala. In zijn wintertuin is een museum ingericht en het dorp heeft nu ook een goed voorziene boekhandel. Het portret van de pastoor staat in 1996 op een plaatselijke wijn, de cuvée Bérenger Saunière. (HBHG, p. 27).